O God, waarmee Gij mij niet verrast –
licht op het water, handen vol strelend licht, bomen zachtmoedig ruisend in de wind, een zwerm vogels hoog en geheimzinnig boven mij.
O God, geprezen zijt Gij
om de geur van lavendel, de tederheid van een beginnende schemering, de warmte van een paard, openhartige bloemen zomaar op mijn weg –
traktaties van U, blijken van uw genegenheid.
Als ík niet van geluk mag spreken.
- Hans Bouma |