Liever lezer, Waar zullen we eens beginnen? Misschien wel met het witte pak dat Kamala Harris afgelopen zaterdag droeg, tijdens haar eerste speech als verkozen vice-president. Wit; de kleur van de suffragettes, de vrouwenbeweging die eind negentiende eeuw streed voor vrouwenkiesrecht. Of met haar woorden: “Ik ben dan wel de eerste, ik ben niet de laatste.” Harris’ krachtige woorden en pak ten spijt, het waren toch echt de mensen in het publiek die mij kippenvel gaven. Want ze waren er in groten getale, van allerlei kleuren, leeftijden en achtergronden. De mensen in jeeps die luid toeterden toen Harris het podium op liep. Het witte meisje op de schouders van haar vader, zwaaiend met een glowstick. De zwarte vrouwen met hun Black Lives Matter-T-shirts die hun armen in de lucht gooiden. Als je in de politiek nooit iemand ziet die op je lijkt, is er geen meetlat, geen begin. “Vrouwen als ik worden niet geacht zich verkiesbaar te stellen,” zei Alexandria Ocasio-Cortez (toen nog enkel activiste) twee jaar geleden, toen ze een succesvolle gooi naar het Huis van Afgevaardigden deed. Vanwege haar Puerto-Ricaanse afkomst en haar jeugd in de Bronx, waar je postcode bepaalt wat er voor je in het verschiet ligt. Vorige week werd ze herkozen. Natuurlijk is er nog een hoop werk aan de winkel. Maar deze week ben ik liever hoopvol dan cynisch: liefde heeft een overwinning geboekt op haat. Ik ben blij dat steeds meer vrouwen van kleur het glazen plafond doorbreken. En denk ik aan het kunstwerk dat Bria Goeller op Instagram deelde: zij portretteerde in de schaduw van Kamala Harris het silhouet van een jong meisje. Want inderdaad, Harris is niet de laatste. Liefs, Emma Stomp Redacteur |