Lieve lezer, Ik weet het zeker: als we abrupt zouden veranderen in dieren (dat wil zeggen: niet-menselijke dieren), zou ik een groepsdier zijn. Een vierpotig, goedaardig diertje, eentje dat zich omringt met soortgenoten. Ik zou het soort diertje dat een roedel, een kudde, een zwerm heeft. Een thuis. Dat is per slot van rekening hoe ik mijn leven indeel. Groepen mensen maken mijn leven waardevol. Het hebben van een vriendengroep waar ik op kan bouwen grondt mij in de wereld. Het hebben van een betrouwbaar team op het werk maakt elke werkdag plezierig. Laat mij vooral een cog in the machine zijn, onderdeel van een menselijk geheel. Het zal je dus misschien verbazen dat ik me nooit aan een teamsport heb gewaagd. Tot nu. Want sinds kort, lieve lezer, zit ik in een voetbalteam. Een vriendenteam, met ploeggenoten van wie sommige lange geschiedenissen met elkaar delen en andere elkaar nog aan het ontrafelen zijn. Wat we allemaal gemeen hebben is: we hebben nog nooit eerder gevoetbald. Na elke trainingssessie is de vooruitgang haast voelbaar, en elke dinsdagavond staan we met frisse moed klaar om het tegen een ander team op te nemen. Als ik even als wissel aan de kant sta, kan ik de kreten uit mijn mond niet inslikken: ‘Lekker bezig! Verdedigen! Oké, naar voren die bal, já! Já! Mooi schot!’ We zijn nog geen doorgewinterde voetballers, maar we zien onszelf met de week beter worden en hebben een teamspirit waar je ‘u’ tegen mag zeggen. Want daar staan we dan, na een wedstrijd, in een cirkel met onze armen om elkaars schouders geslagen. En dan valt al het andere plotsklaps weg: de roerige dagen ervoor, de misstanden die het leven onvermijdelijk voor je voeten werpt. ‘Ik ben zo trots op jullie allemaal,’ echoën we. We zijn een roedel, een kudde. Of gewoon een voetbalteam. Liefs, Jihane Chaara Redacteur |