Lieve lezer Een week geleden liep mijn collega ontredderd door ons kantoor. Hij vertelde hoe verschrikkelijk hij de situatie in Amerika vond, verafschuwde het politiegeweld, zei dat racisme niet meer in deze tijd thuishoort. Toen ik voorzichtig over ons eigen land begon, stond hij plots lijnrecht tegenover me. Tradities horen te blijven zoals ze zijn. Kinderen zien geen kleur. Ik zat er als een verslagen mens bij. Dit soort gesprekken voerde ik vooral met gelijkgestemde vrienden, niet in situaties waarin ik weer zou ontdekken dat scherpe weerwoorden niet mijn sterkste punt zijn. ‘Maar ik bedoel het toch niet slecht,’ zei hij, terwijl ik in zijn lieve blauwe ogen keek. Ik wist het even niet. Ik wist niets anders dan een wedervraag, een poging, een glimlach op mijn gezicht. Naderhand schaamde ik me. Ik had er moeten staan als een stevige activist, als iemand met een duidelijke mening die overleeft op Instagram, als iemand die tegen woede kan. Het lag er niet aan dat ik me niet ingelezen had, niet aan mijn eigen wortels kon refereren, maar het waren flarden, vragen, duwtjes in een richting. Het was geen hapklare brok die de ander moest verteren. Ik zag op tegen het moment dat ik hem weer zou zien, zeker omdat er iets in mijn onderbuik vastberaden was het nog eens te proberen. Maar toen ik gistermiddag het kantoor binnenstapte, opende hij zelf het gesprek. Ik direct alert, met mijn ingestudeerde weerwoord op mijn tong. ‘Weet je’ zegt hij, ‘je hebt me aan het denken gezet. Die piet hoort niet zwart te zijn.’ (Mee)zoeken naar woorden, een poging tot bewegen, is blijkbaar ook een manier om een stap(je) richting verandering te zetten. Met een zonnebloemgroet, Annelies van Wijk redacteur |