Lieve lezer, Afgelopen week zag ik de film Raging Bull, misschien wel de mooiste van Scorsese. Ik werd geraakt door de onevenaarbare intensiteit van Robert De Niro, die bokser Jake LaMotta neerzet als een man wier rauwe kracht in alle aspecten van zijn leven doorsijpelt. Door het vertederend zachte schurkengezicht van Joe Pesci, die zijn broer speelt. Door de montage, die het boksen soms laat overgaan in dansen, en door de vrouw van LaMotta die ondanks alles nooit haar waardigheid verliest. Na afloop merkte mijn bioscoopmaatje op dat het wel erg gewelddadig was, maar toch ook iets moois had: deze mannen konden tenminste nog op een primaire, bijna instinctieve manier reageren. Ik kon het er niet helemaal mee eens zijn, de beelden van hoofden die tussen taxideuren geramd worden en echtgenotes met blauwgeslagen ogen stonden nog iets te vers op mijn netvlies. Maar ergens snapte ik wel wat hij bedoelde. Zou het ergens niet fijn zijn om niet altijd alles eindeloos te overdenken, maar bij frustratie ongegeneerd te schreeuwen en tegen dingen aan te schoppen? Om, in plaats van altijd eindeloos stil te staan bij wat je voelt en of dat wel terecht is, lekker met je vuist op tafel te slaan? Een blik op de voorpagina van de krant de volgende dag was genoeg om me eraan te herinneren dat primaire reacties, voor zover ze ooit verdwenen waren, met een serieuze comeback bezig zijn. Dat de dolle stieren door de straten en over het wereldpolitieke toneel dansen en dat dat heus niet iets is wat we niet kunnen missen. Ik houd het dus liever bij getwijfel en gepieker. Als ik een keer echt gevaarlijk wil leven, eet ik wel een eitje. Liefs, Sarah van Binsbergen |
|