Preview De Donor Sommige beelden blijven op je netvlies branden. Overdag lukt het me nog aardig ze min of meer te verdringen, hoewel ik ze ook dan ver in mijn achterhoofd voel resoneren. Helemaal weg zijn ze nooit. Maar de nachten zijn het ergst. Dan dringen de beelden zich helder tot in al hun gruwelijke details aan me op. Starend in het donker zie ik de verminkte lichamen verschijnen. Wegdraaien helpt niet, mijn ogen sluiten evenmin; ze dringen dwars door mijn gesloten oogleden heen. Ik blijf tot in alle afschuwelijke details de levenloze lichamen zien die in een onnatuurlijke houding naast elkaar liggen, met wijdopen ogen in deels door kogels kapotgeschoten schedels. Waaruit als een soort grijze brij een deel van de hersenen stulpt. Als ik dan uiteindelijk in een korte, onrustige slaap dommel, komen die beelden tot leven. Ik hoor de ijzige angstkreten, het geschreeuw. Ik zie de man en vrouw wegrennen, in doodsangst. Tot er een paar oorverdovende knallen klinken, gevolgd door een doffe dreun van vallende lichamen. Ik hoor het kreunen van iemand in doodsnood. En wat tot iedere vezel in mijn lijf door siddert: ik zie het kind liggen, even verderop in het gras, op haar buikje, terwijl op haar rug het bloed dwars door de schroeiplekken in haar jurkje heen sijpelt. Haar lijfje schokt, een laatste zucht. Daarna blijft ze roerloos liggen. Tevergeefs zoek ik Vera. In paniek begin ik haar naam te schreeuwen, zo hard als ik kan: ‘Vera!’ Het geluid van mijn stem sterft weg in de eindeloze duisternis en laat een leegte achter. Ze is weg, verdwenen. Ik weet: dit is geen droom, maar de keiharde realiteit. En dit is nog maar het begin... Fragment uit De Donor Bestel nu online of bij de boekhandel en lees snel verder |