KTC-Veenpost december 2018  
     
Weidegras
Grasgroei:

Melkkoeien
Aantal:
Melkproductie:
​Vetpercentage:
Eiwitpercentage:
​Ureum:
Lactatiedagen:

12,3 kg ds / ha / dag

 
107
​23,2 kg melk / koe / dag
​4,87 %
3,99 %
28
189
Nieuwe veestapels, nieuwe melkstromen en nieuwe uitdagingen. Drie maanden na de aankoop van de nieuwe vestiging is het melken gestart. De Jerseys worden daar dagelijks gemolken door een melkrobot. Verder heeft een derde koeienras zijn intreden gedaan bij KTC Zegveld! In deze KTC-Veenpost nemen we u graag mee in de stappen die KTC Zegveld maakt en vertellen we u onder andere meer over het waterverbruik bij peilgestuurde onderwaterdrainage tijdens de droge zomer. 
 
Van twee typen koeien naar twee bedrijfssystemen
Elk bedrijfsysteem vraagt om een ander type koe. Met die gedachte lopen vanaf het begin van KTC Zegveld twee rassen koeien rond: de Jersey en de Holstein. Twee uiterste als het gaat om melk typische koeien. Zo weegt de kleinste Jersey (361 kg) bijna de helft van de grootste Holstein (673 kg), produceert de Holstein meer kilogram melk per koe per jaar en heeft de Jersey een hoger vet- en eiwitgehalte in de melk. Als we op bedrijfsniveau naar de Jersey en de Holstein kijken zien we nog meer verschillen. Zo produceert een Jersey binnen hetzelfde systeem meer kilogram vet en eiwit per 100 kilogram lichaamsgewicht dan een Holstein. Een Jersey produceert per 100 kg lichaamsgewicht namelijk 126 kg vet en eiwit per jaar en een Holstein 98 kg. Verder staat het gewicht van 100 Holstein koeien (gem. 572 kg) gelijk aan 147 Jersey koeien (gem. 388 kg). En wordt dezelfde massa koe (57.200 kg) bij Holstein verdeeld over 400 koeienpoten en bij Jersey over 588 koeienpoten. Die verschillen kunnen mogelijk van invloed zijn bij het bedrijfssysteem en de kaders waarbinnen een bedrijf werkt.  


 

De kaders waarbinnen het bedrijf werkt zijn bepalend voor de biomassa (zoals gras) die op een bedrijf wordt geproduceerd en de mogelijkheid om die biomassa optimaal te kunnen verwaarden. Zo produceert een bedrijf met hoge waterpeilen een andere kwaliteit en kwantiteit gras dan een bedrijf met lage waterpeilen. En is de kans op vertrapping bij beweiding op een bedrijf met hoge waterpeilen groter dan bij lage waterpeilen. Wat als we in het ene bedrijfstype een andere type koe zetten dan in het andere? Wat betekent dat op bedrijfsniveau?

Om naar het antwoord op die vraag toe te werken is begin december de veestapel van KTC Zegveld gescheiden. De Jersey koeien zijn verhuisd naar de nieuwe vestiging van KTC Zegveld en de Holstein koeien zijn op de oude vestiging gebleven. Een belangrijke stap bij de ontwikkeling van verschillende bedrijfssystemen én de daarbij horende verdienmodellen!


 Peilgestuurde onderwaterdrainage: het waterverbruik in zomer van 2018
Waar denkt u aan terugkijkend op het seizoen van 2018? Hoogstwaarschijnlijk is de droogte één van de onderwerpen. De grondwaterstanden zakten door de droogte afgelopen zomer zelfs bij hoge slootpeilen dieper dan één meter onder maaiveld. Op de percelen met peilgestuurde onderwaterdrainage is het ons gelukt dit te voorkomen. De grondwaterstand bij hoog én laag slootpeil bleef rond 40 centimeter onder maaiveld. Maar hoeveel water is hiervoor nodig tijdens een periode van extreme droogte?
 
De hoeveelheid water die per ontwateringssituatie het waterreservoir in- en uitgepompt is, is automatisch gemeten en geregistreerd. Bij de situatie met hoog slootpeil is in de periode van juni tot en met augustus gemiddeld 12,3 kuub water per hectare per dag het waterreservoir ingepompt. Dit komt overeen met 1,2 mm water per dag. Bij de situatie met laag slootpeil is dit 25,3 kuub water per dag per hectare. Dit komt overeen met 2,5 mm water per dag. Het verschil wordt enerzijds veroorzaakt door extra infiltratie vanuit de sloot bij een hoog slootpeil en anderzijds extra drainage vanuit de bodem naar de sloot bij een laag slootpeil.



 Nieuwe melkstromen: kansen voor het verwaarden van melk
Alle melk is wit maar toch anders. Zo heeft elk koeienras zijn eigen melkeigenschappen, heeft het voer dat de koeien krijgen invloed op de samenstelling én geeft het verhaal een extra dimensie. Hoe kunnen we deze verschillen benutten en verwaarden in een regionaal product? KTC Zegveld onderzoekt wat nodig is om een dergelijke bedrijfsopzet te ontwikkelen.

De eerste stap is gezet. Met het scheiden van de Holstein koeien en de Jersey koeien zijn ook twee verschillende melkstromen ontstaan. Deze twee melkstromen worden gescheiden opgehaald. Maar dat is niet het enige: een derde melkstroom is in zicht! Begin december heeft een koppel blaarkoppen zijn intrede gedaan bij KTC Zegveld. Naast de twee typische melkrassen geeft dit de mogelijkheid om ook een derde type koe in de bedrijfsvoering te betrekken. De komst van de blaarkoppen sluit daarnaast aan bij initiatieven van onder andere Leiden, Oegstgeest en Zoeterwoude samen met de Blaarkopvereniging Utrecht e.o. om de blaarkop terug te laten keren in de polders rondom Leiden.




 
Lachgas, welke rol kan smalle weegbree spelen?
Broeikasgassen zijn het onderwerp van de dag. Zeker in het veenweidengebied. Maatregelen die in de veenweiden worden genomen hebben een wisselwerking op de uitstoot van CO
2, methaan en lachgas (N2O) vanuit de bodem. Waarbij de laatste, lachgas, het meest sterke broeikasgas is. Eén kilogram lachgas staat gelijk aan zo’n 265 tot 298 kg CO2. Maar hoe ontstaat lachgas? En kan smalle weegbree een rol spelen bij het reduceren van lachgasemissies?

Belangrijke processen die ten grondslag liggen aan de vorming van lachgas in de bodem zijn nitrificatie en denitrificatie. Bij nitrificatie wordt ammonium in de bodem omgezet in nitraat. Dit gebeurt bij aanwezigheid van zuurstof. De benodigde ammonium is grotendeels afkomstig van gemineraliseerde organische stof (veen, plantenresten of mest van bemesten of beweiden). Bij denitrificatie wordt nitraat, die onder andere gevormd is door nitrificatie, uiteindelijk omgezet in stikstofgas. Zo’n 78% van de lucht om ons heen bestaat uit stikstofgas en is niet schadelijk. Denitrificatie vindt plaats onder zuurstofloze omstandigheden. Omstandigheden, zoals wisselende grondwaterstanden of bodemverdichting, kunnen er voor zorgen dat nitrificatie- en denitrificatieprocessen niet volledig kunnen plaats vinden. Bij deze onvolledige reacties kan lachgas ontstaan.

Maar wat heeft smalle weegbree hier dan mee te maken? De wortels van smalle weegbree produceren zogenaamde secundaire metabolieten. Deze secundaire metabolieten zijn mogelijk een natuurlijke nitrificatieremmer. Als er minder nitrificatie in de bodem plaats vindt, en daardoor ook minder denitrificatie, is de kans op vorming van lachgas kleiner. Om te onderzoeken of dit in de praktijk daadwerkelijk zo is heeft het Louis Bolk Instituut dit najaar lachgasmetingen uitgevoerd in de proefveldjes met smalle weegbree. Momenteel wordt de verzamelde data geanalyseerd. We houden u op de hoogte!



 
Wij wensen u prettige feestdagen en een voorspoedig 2019!  

Namens KTC Zegveld,

Youri Egas