In Spanje haalt de socialistische leider Pedro Sánchez (PSOE) dinsdag naar alle waarschijnlijkheid voldoende stemmen om een minderheidsregering te vormen met het uiterst-linkse Podemos. Zondag kwam hij daarvoor bij de eerste stemronde nog tien stemmen te kort. Sánchez rekent nu op de onthoudingen van de Baskische en Catalaanse nationalisten, respectievelijk de partijen Bildu en ERC. Dat moet hem in een tweede stemronde in principe meer 'ja'- dan 'neen'-stemmen opleveren, wat volstaat voor een gewone meerderheid. De debatten die aan de eerste stemronde voorafgingen werden vooral gekenmerkt door fel protest van de centrum- en rechtse partijen tegen de tussenkomst van Mertxe Aizpurua, de woordvoerder van Bildu. Die Baskische partij slorpte in 2012 Sortu op, de opvolger van Batasuna. Sortu was de politieke tak van de terreurgroep ETA en werd datzelfde jaar verboden. Aizpurua zat een jaar in de gevangenis voor haar steun aan de ETA, die tussen 1975 en 2011 ruim 829 mensen vermoordde. In haar tussenkomst bekritiseerde ze de Spaanse koning Felipe, noemde ze de 6 jaar gevangenisstraf die Arnaldo Otegi, de voormalige ETA-terrorist en huidig politiek coördinator van Bildu, uitzat, ‘onrechtvaardig’ en pleitte ze voor de terugkeer van de nog gevangen ETA-terroristen naar het Baskenland. Haar tussenkomst werd meerdere malen onderbroken door protest, waarbij verwensingen als ‘moordenaars’ en ‘terroristen’ in het rond vlogen. Vanop de Catalaanse en Baskische banken klonk applaus.
Eerder op de dag had Sánchez een brief ontvangen van José Maria Múgica, wiens vader, de socialistische politicus Fernando Múgica (PSOE), in 1996 voor zijn ogen door ETA op straat werd afgemaakt met een nekschot.
“Dat u tot premier benoemd wil worden met de hulp van het fascisme dat ons in het Baskenland heeft vermoord, doet me kokhalzen'', stond daar te lezen.
Maar Sanchéz kiest wel degelijk eieren voor zijn geld en liet alle kritiek aan zich voorbijgaan. Hij zei geen woord.
|