Crisissen volgen elkaar op, en toch hebben ze vaak weinig of geen gelijkenissen. Binnenkort is de Grote Depressie van 1929 een eeuw oud. Elke nieuwe crisis – denk aan de dotcom-zeepbel in 2000 of de subprime-crisis in 2007 – laat zien dat de regelgevers nu over de instrumenten beschikken om de gemoederen te bedaren. Zelfs als we te maken krijgen met een regelrechte ramp, en dat is geruststellend. Maar de oorlog in Oekraïne is een ander paar mouwen: die crisis verschilt in veel opzichten van de coronapandemie. De centrale banken hebben ditmaal geen plannen om de markten te hulp te schieten, en toch doen diverse sectoren het goed in dit wisselvallige klimaat. De centrale banken traden krachtig op tegen de coronacrisis. Maar dat zorgde tegelijk voor de opleving van de inflatie – een cijfer dat bijna vier decennia lang onder controle was geweest. Normaal nemen centrale banken en andere regelgevers graduele, progressieve beleidsmaatregelen om hun impact tot een minimum te beperken. Op die manier geven ze vorm aan de verwachtingen van de financiële markten en de prognoses van analisten in de sectoren. Door de snelheid waarmee de coronapandemie de wereld overspoelde, moesten de overheden overhaast reageren. En dat veroorzaakte een aantal neveneffecten. De verschillende lockdowns in heel de wereld, waaronder de recentste in Peking en Shanghai, veroorzaakten ook ernstige problemen in de fabrieken. De productie lag soms stil en de logistieke organisatie leek een onontwarbaar kluwen. Gevolg? De levering van zowel de eindproducten als hun onderdelen kwam in het gedrang. Die problemen zijn er nog altijd en kunnen we niet op korte termijn oplossen. Ze zullen ook in 2022 op de kosten blijven wegen.
Meer hier |