The Economist kijkt deze week naar de gevaarlijke kloof die gaapt tussen de Amerikaanse beurs en de reële economie. In de afgelopen weken werd een heftige uitverkoop van aandelen gevolgd door een krankzinnige rally. Tussen 19 februari en 23 maart verloor de S&P 500-index een derde van zijn waarde. Sindsdien heeft hij meer dan de helft van dat verlies goedgemaakt. Totaal onlogisch is dat niet. Vermogensbeheerders moeten het geld dat ze beheren zo goed mogelijk investeren. Maar er is iets mis met het niveau van de aandelenkoersen. Amerikaanse aandelen noteren nu hoger dan in augustus, wat aangeeft dat ‘business as usual’ in zicht is. Dat is het niet, want de economie kreunt onder ontelbare bedreigingen. Te beginnen met de kloof tussen de rooskleurige kijk van Wall Street en het echte leven op Main Street, waar mensen zonder werk zitten (16% ondertussen), kleine bedrijven moeite hebben om aan geld te raken om overeind te blijven en de dreiging van een tweede golf van de coronaviruspandemie als een schaduw boven het land blijft hangen.
Meer hier
|