In een democratie mag men verwachten dat politici er alles aan zullen doen opdat zoveel mogelijk mensen zouden stemmen. Niet in de Verenigde Staten, waar sommige bewindvoerders hebben beslist dat het voordeliger is om mensen die hen niet gunstig gezind zijn te beletten te gaan stemmen of hen in alle geval te ontmoedigen. Een bedenkelijke praktijk die 'voter suppression' wordt genoemd. In 2016 hadden 17 Amerikaanse staten de kiesregels veranderd, veelal met als doel sommige kiezers te verhinderen aan de verkiezingen deel te nemen. De staat Georgia spant op dat vlak de kroon. Met meer dan 10 miljoen inwoners en 16 stemmen in het Kiescollege schuift de staat steeds meer naar links op. Waren Democratische kandidaten de voorbij decennia zo goed als kansloos - met uitzondering van Bill Clinton in 1992 - dan zetten de meeste peilingen Georgia vandaag in de kolom 'toss up' of 'dubbeltje op zijn kant'. Bij de tussentijdse verkiezingen van 2018 had Brian Kemp, de toenmalige staatssecretaris van Georgia, ruim 1,5 miljoen mensen van de kieslijsten geschrapt, stembureaus in Afrikaans-Amerikaanse buurten gesloten en honderden stemmen die per post waren uitgebracht ongeldig verklaard zonder reden. Kemp - die bij de verkiezingen zelf opkwam - won uiteindelijk de gouverneursverkiezingen met minder dan 2 procent van de stemmen. Dat 'early voting' in Georgia alweer op een organisatorisch fiasco uitdraait, moet trouwens niet verwonderen. Ook de regionale verkiezingen van juni laatstleden draaiden volledig in de soep. |