juni 2023

bekijk deze nieuwsbrief in uw browser

jaargang 15, nummer 2


Beste lezer,
 
Dit is de nieuwe Nieuwsbrief Terminologie, waarin u informatie vindt over actuele zaken op terminologiegebied, zoals nieuws en evenementen. Eerdere nieuwsbrieven vindt u hier.

Reacties en tips zijn welkom. Als u deze nieuwsbrief niet meer wilt ontvangen, kunt u zich als volgt uitschrijven: klik op de link 'inschrijving of gebruikersprofiel bijwerken' onderaan in deze nieuwsbrief. U ontvangt een e-mail met een link om uw voorkeuren bij te werken. Klik op deze link, vink 'Terminologienieuwsbrief' uit en klik op 'voorkeuren bijwerken' om te bevestigen.

Vriendelijke groet,
Het redactieteam van het INT

Contact: Dirk Kinable
+31 (0)71 527 24 89
dirk.kinable@ivdnt.org
www.ivdnt.org

Inhoud

 

Terugblik
Nieuws
Tools en bronnen
Agenda (zie ook ivdnt.org)

Terugblik

 

Congres "Terminology: Domain Loss and Gain"

Op donderdag 20 en vrijdag 21 april was de KU Leuven, Campus Brussel de gastlocatie voor een tweedaagse conferentie met als thema ‘Terminology: Domain Loss and Gain’. Organisator van de wetenschappelijke bijeenkomst was NL-Term, in samenwerking met het INT (Instituut voor de Nederlandse Taal), EAFT (European Association for Terminology), Infoterm (International Information Centre for Terminology) en met medewerking van de Vertaaldienst van de Europese Raad. Met 19 deelnemende landen werd de internationale opzet ten volle gerealiseerd. Met dit onderwerp en zijn geografisch gevarieerde uitwerking sluit het congres aan bij een ontwikkeling die zich gaandeweg ook in de terminologie als een van de subbranches van de taalkunde voltrok. Analoog met de linguïstiek waar de sociolinguïstiek een van de complementerende benaderingen vormt, worden niet alleen een taal- of termensysteem op zich bestudeerd. Een rijke verdieping van inzichten dient zich aan door het onderzoek te verruimen naar de contexten waarin zo’n systeem wordt gebruikt. Van de vele lezingen in parallelsessies doen we hier verslag van de vier keynotes die gezamenlijk een beeld geven van vier hoofdlijnen waarrond zich de lezingen van het congres lieten groeperen, namelijk meer theoretische reflectie, specifieke talen en in het bijzonder minderheidstalen, EU-gerelateerde onderwerpen, en wetenschapscommunicatie in het hoger onderwijs.

De openingszet leverde Johan Myking (University of Bergen) die de concepten in de titel van zijn presentatie ‘Domain loss, parallel language use and language management’ voorzag van theoretische beschouwingen en ze belichtte in hun praktische toepassing in de Noorse context. De rol van terminologie ziet hij niet alleen als het verklaren van taal en taalgedrag. Terminologie heeft als kerntaak het oplossen van taalproblemen en laat zich daardoor direct verbinden met taalmanagement. De rol van terminologie beschreef hij aan de hand van drie parameters in het kader van dit taalbeheer (probleem, oplossing, modificatie). Het probleem waarop taalbeheer zich richt, is dat van domeinverlies. De term zou door de Deense taalkundige Björn Lund omstreeks 1989 zijn ingevoerd en heeft een sociolinguïstische achtergrond. Definities voor dit en overige concepten uit de presentatie stelde de spreker in een online publicatie ter beschikking. Een oplossing voor dit domeinverlies dient zich vervolgens aan in de vorm van parallel taalgebruik. Dit taalbeleid beoogt tenslotte een modificatie te bewerkstelligen, met deze kanttekening dat de uitkomst van taalbeleid onvoorspelbaar blijft.

Om de terminologie toe te staan de sociolinguïstische processen te bepalen en zich op de geschikte strategieën te richten, is een model voor ontwikkelingen van domeinen ontworpen, waarvan domeinverlies er slechts een is. Aan de basis van het model ligt het inzicht dat domeinverlies niet onherroepelijk is. Domeinen kunnen worden gewonnen en eveneens heroverd, analoog met de strategie voor taalbehoud die Joshua Fishman al beschreef in zijn boek 'Reversing language shift' (1991). Soms ook zijn ontwikkelingen precair, zoals in een geval van domeindistributie, destijds onderwerp van discussie in de noordse landen. Zo kan een verdeling politiek acceptabel lijken door bijvoorbeeld de landstaal voor te behouden voor bacheloronderwijs en Engels toe te laten op master- en doctoraatsniveau maar in feite leidt dit tot domeinverlies en wordt er niets gewonnen doordat de landstaal niet op alle kennisniveaus functioneert en Engels de belangrijke taal blijft voor gespecialiseerde communicatie. De dynamiek kan zich dus in positieve en negatieve zin manifesteren:



Een voorbeeld van dergelijke dynamiek levert de petroleumindustrie in Noorwegen waar in de tachtiger jaren terminologisch inspanningen werden geleverd om het Noors als werktaal op de olieplatforms in te voeren, waarna in de jaren negentig een beweging ten gunste van het Engels plaatsvond. Het resultaat, aldus Myking, is dat op lange termijn Engels zich als de zakelijke taal in deze branche positioneerde maar het publieke discours van deze als Noors ervaren industrie hoofdzakelijk in het Noors plaatsvindt. De poging om een domein te winnen en domeinverlies te vermijden, resulteerde hier in onbedoelde domeindistributie, wat men als een relatief succes zou kunnen typeren.

In het debat in de noordse landen over taalbeleid zijn ‘domeinverlies’ en het ‘gebruik van parallelle talen’ grofweg in de jaren 2000-2010 de gangbare termen geworden. De Nordic Language Declaration (2006) bepaalt dit laatste begrip nader als “the concurrent use of several languages within one or more areas. None of the languages abolishes or replaces the other; they are used in parallel”. Als een van de belangrijkste gezamenlijke initiatieven in dit verband richtte de Nordic Council of Ministers in de periode voor 2017 het Nordic Network op dat gebruik van parallelle talen aan universiteiten moest onderzoeken en bevorderen met voorstellen. Deze belangstelling voor taalpolitiek uitte zich in deze tijd in de Scandinavische landen, Finland en IJsland ook in taalwetten die niet zozeer gericht zijn op sanctioneren maar die een regulerende intentie hebben (leges imperfectae).

Uiteindelijk wordt zo gestreefd naar een wenselijk geachte modificatie. In de noordse landen betreft dat zowel het corpusniveau vanuit een consensus dat terminologische ontwikkeling binnen ieder wetenschapsdomein moet worden aangemoedigd en financiële ondersteuning verdient, als het statusniveau. In Noorwegen rapporteren instellingen jaarlijks aan het ministerie bevoegd voor wetenschap en onderwijs. Op dit ogenblik bereidt de regering van Noorwegen een nationaal actieplan voor dat de rol van het Noors op de verschillende niveaus van het hoger onderwijs bevestigt. Ook al kan men op de concepten van domein en domeindynamiek kritiek formuleren, en laten zich de resultaten van taalbeleid niet zomaar voorspellen, dan is toch het besef van belang dat taalbeleid een mate van politieke ondersteuning of zelfs politiek initiatief vereist, en de hegemonie uitdaagt. Niets doen zou betekenen dat men de krachten van de vrije markt vrij spel laat en dit zou een verdere versterking betekenen voor een taalhegemonie.

Resulteert domeindynamiek uit de interactie van sociale, politieke, economische en culturele omstandigheden, dan voltrekt zich dit proces evenwel ruimer dan in relatie tot de dominantie van het Engels. Voortbouwend op de inzichten van de eerste lezing laat de tweede keynote van Elena Chiocchetti (Institute for Applied Linguistics – Eurac Research) zien hoe in de meertalige context van minderheidstalen, domeinwinst en -verlies in eerste instantie gerelateerd zijn aan de respectievelijke relevante meerderheidstalen (Domain dynamics and language planning in a minority language context: The rise and fall of legal language in South Tyrol). Als casus werd de situatie geanalyseerd van de Italiaanse provincie Zuid-Tirool die grenst aan Oostenrijk en drie taalgemeenschappen heeft: Duits, Italiaans en het Reto-Romaanse Ladinisch.

Om de positieve en negatieve manifestaties van domeinontwikkelingen voor minderheidstalen te beschrijven, is eerst inzicht nodig in de classificatie van deze talen. Een minderheidstaal kan uniek zijn (gesproken binnen de grenzen van één staat, zoals het Bretoens in Frankrijk en het Ladinisch in Italië) of niet-uniek (zoals Baskisch in zowel Spanje als Frankrijk). Beide vormen gelden als absolute minderheidstalen die zich onderscheiden van talen die alleen plaatselijk een minderheidstaal zijn, zoals het Duits in Italië. Minderheidstalen kunnen aangrenzend zijn aan eenzelfde taalgebied in een andere staat, zoals het Duits in Zuid-Tirool, of niet-aangrenzend zoals het Frans van Québec. Een minderheidstaal kan een samenhangend gebied beslaan dan wel zeer verspreid voorkomen zoals bij de Roma en Sinti. Minderheidstalen kunnen autochtoon zijn door hun aanwezigheid van oudsher, of allochtoon na recentere immigratie. De situatie, mogelijkheden en behoeftes van de minderheidstalen op het vlak van domeinontwikkelingen hangen nauw samen met hun positie binnen deze typering en met de gevoerde taalpolitiek en taalplanning. Talen die alleen plaatselijk een minderheid vormen, sluiten vaak aan bij de algemene taalontwikkeling in buitenlandse taalgebieden waar ze de meerderheid vormen. Absolute minderheidstalen staan voor de taak om voor alle gespecialiseerde domeinen eigen terminologie te ontwikkelen.

Daarnaast staan de positieve en negatieve ontwikkelingen in de domeindynamiek direct onder invloed van de taalpolitiek en taalplanning die immers de processen van statusverandering trachten te sturen. Taal kan men in dit streven beschouwen als een probleem, als een inkomstenbron en als een linguïstisch recht. Deze opvattingen sluiten mekaar niet noodzakelijk uit en kunnen op sommige momenten of in zekere opzichten zelfs samen aan de orde zijn. Volgens de eerste visie is het doel veelal om aan te sturen in de richting van de meerderheidstaal. De tweede ziet de winstgenererende voordelen van een meertalige situatie in de vorm van jobs en werkzaamheden in de vertaalbranche, uitgeversbedrijven e.d. In de derde opvatting zal men de situatie ten gunste van de minderheidstaal trachten te beïnvloeden vanuit de gedachte dat taal een onvervreemdbaar recht is in de zin van een basisrecht met een linguïstisch aspect waarop ieder individu als mens recht heeft en dat hem in staat stelt bijvoorbeeld rechtszaken in zijn eigen taal af te handelen of begrijpelijke medische informatie te verkrijgen. Studies in internationaal recht over deze taalgerelateerde mensenrechten gaan doorgaans uit van een drietal principes. Zo stellen ze dat het mogelijk is om minderheidstalen te legitimeren en te institutionaliseren door ten minste enkele voordelen van meerderheidstalen toe te kennen. Niet vervanging maar toevoeging is dan aan de orde, zoals bij het gebruik van parallelle talen. Is er een voldoende aantal minderheidstaalsprekers, dan is het bovendien een fundamenteel recht dat respectievelijke politieke niveaus hen toestaan om hun minderheidstaal te gebruiken als deel van hun burgerrechten. Een derde aspect betreft de taakstelling om passende en redelijke rechten te selecteren.

Vanuit de visie op een volledig ontwikkelde taal als een democratisch recht en een mensenrecht kunnen een taalpolitiek en taalplanning worden gevoerd die actief zijn in verschillende opzichten. Deze betreffen dan corpusplanning die betrekking heeft op onder meer taalontwikkeling en de vorming, modernisering en standaardisering van terminologie. Verder ook planning inzake taalverwerving over kwesties als het aantal onderwijsuren voor de minderheidstaal en op welke niveaus e.d., evenals statusplanning over de erkenning als officiële taal en prestigeplanning voor het imago van de minderheidstaal door promotie van gebruik in politiek bestuur of in de wetenschappen.

Binnen dergelijke gunstige voorwaarden kan zich ook een positieve domeindynamiek ontwikkelen die zich in de regel onder meer sterk manifesteert in het juridische domein. Juridische taal en terminologie zijn immers nauw verbonden aan hun eigen juridische systeem dat zich kenmerkt door eigen conceptualiseringen en regels. Deze positieve ontwikkeling heeft zich in de loop van de tijd ook voltrokken in Zuid-Tirool na een aanvankelijke periode van gedwongen domeinverlies. Debet aan dit verlies waren de annexatie van het gebied door Italië in 1919 die een overgang naar een andere jurisdictie inhield, en nadien de strikte italianiseringspolitiek jegens de Duitstalige gemeenschap gedurende ca. twee decennia van fascistisch regime. Rechten inzake meertaligheid van de regio voor onderwijs, publieke administratie en recht vonden gaandeweg ingang na de tweede wereldoorlog, onder meer door de autonomiestatuten van 1948 en 1972, waardoor het Duits op lokaal vlak een gelijkwaardige status kreeg. Inzake corpusplanning heeft dit terminologisch vergaande gevolgen gehad. Na een aanvankelijke periode van “laissez-faire” met ongecoördineerde vertaling van wetteksten en documenten en veel terminologische variatie, werd aanvankelijk een terminologiecommissie in het leven geroepen voor standaardisering en de productie van lijsten met Italiaans-Duitse vertaalequivalenten. Intussen worden terminologiewerkzaamheden verricht door Eurac Research dat een flexibelere werkwijze hanteert, gericht op ondersteuning, advies en samenwerking met de belanghebbende partijen. De werkmethode voor juridische terminologie berust dan vaak op microvergelijking van concepten die start vanuit een Italiaans juridisch concept en zijn termaanduidingen, en die mogelijke Duitstalige equivalenten toetst uit Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Zuid-Tirool zelf.



Met een tweetalig institutioneel regime en een online terminologische database als Bistro, is terecht sprake van de herovering van het juridische domein.

De derde keynote biedt een inhoudelijk pendant bij de tweede. Waar deze laatste het regionale vlak als uitgangspunt koos, belichtte de derde keynote (Katelijn Serlet, Vertaaldienst Raad van de Europese Unie) de problematiek van verlies en winst van domeinen vanuit de internationale structuur van de EU tegenover de 24 officiële talen van de verschillende staten (EU institutions’ linguistic services – a catalyst for terminology development at national level).  In dit verband speelt het Engels als een internationale voertaal uiteraard wel een hoofdrol. In feite dient steevast gestreefd naar evenwicht. Enerzijds promoot de EU integratie zonder de meertalige samenstelling van haar leden te compromitteren en heeft ze die meertaligheid ook in verdragen vastgelegd. Anderzijds dienen de hoge kosten en werkdruk voor vertaalwerkzaamheden onder controle te blijven. Zoveel is echter duidelijk dat een eentalige werking van de EU in het Engels niet tot een faire situatie zou leiden. Volgens een studie van het Europese Parlement zou dit voorbijgaan aan 60 procent van de Europese bevolking. Voldoende vertrouwdheid met het Engels varieert sterk per land en ligt in sommige zoals Hongarije, Spanje, Portugal en Bulgarije lager dan 20 procent. Zelfs als men zich tot de zes meest gesproken talen zou beperken, namelijk Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans en Pools, dan nog zou men een onaanvaardbaar geachte 15 procent van de Europese bevolking overslaan. Om de interinstitutionele communicatie en de vertaalwerkzaamheden voor wetteksten, procedures en meer informele publiekscommunicatie te bevorderen is zeer veel terminologische samenwerking vereist die haar beslag onder meer krijgt in de termenbank IATE (InteractiveTerminology for Europe). Deze termenbank dient alle domeinen van EU-teksten te bestrijken nu en voor de toekomst, waaronder bijvoorbeeld de financiële crisis, milieu, visserij, migratie, COVID-19 enz. Ze bevat zo’n 800.000 ingangen met ca. 7.500.000 termen en wordt jaarlijks door EU-personeel 20 miljoen keer geraadpleegd en extern nog eens 26 miljoen keer.



Waar er dus een aanzienlijke inspanning is van de EU-instanties die instaan voor vertaling en terminologie, rijst de vraag of dit effectief invloed kan hebben op terminologie-ontwikkeling en of dit mogelijk domeinverlies in sommige gevallen kan voorkomen.

Om tot een eerste inzicht te komen, zijn alvast intern vertaalteams geënquêteerd over hun perceptie van domeinverlies en domeinwinst en de hegemonie van het Engels. De uitkomsten van dit onderzoek leveren een gevarieerd beeld op. Aan de ene zijde van het spectrum bevinden zich taalgroepen die weinig reden voor bezorgdheid ervaren. Het Grieks kiest mede door inzetbare taalkundige mogelijkheden voor praktische oplossingen en laat zich weinig gelegen liggen aan Engelstalige vormen. De Duitstaligen nemen een eerder pragmatische houding aan en wijzen erop dat voor het Duits als pluricentrische taal geen officiële afspraken voor de hele taalgemeenschap bestaan. Sommige talen zoals de Slavische zetten hun rijke morfologie in die het buitenlandse karakter van lexicale ontleningen maskeert of passen de spelling aan overeenkomstig de lokale uitspraak. Andere zetten het alfabet in voor een inheemse vorm, zoals het Bulgaars met het cyrillische alfabet. Andere bevraagde instanties daarentegen signaleren domeinverlies wel degelijk als een probleem voor hun taalomgeving. De Franse afdeling beschouwt het als een risico dat er voor het Frans een gebrek is aan geschikte tools en databanken die corresponderen met het beschikbare Engelse materiaal. De Ierse wijst erop dat voor minderheidstalen en bedreigde talen domeinverlies vaak ontstaat door het geringe gebruik van een taal in een domein. De respons op de enquête van de Scandinavische landen en Finland ziet problemen vooral in verband met de status van hun taal door de toenemende rol van het Engels in onderwijs en publicaties. Voor de kleine talen is de reactie voor het Ests illustratief. Deze taalafdeling ziet de ontwikkeling van de Estse terminologie bedreigd door de verengelsing van sommige domeinen en onvoldoende gecoördineerde terminologische samenwerking tussen deskundigen, vertalers en terminologen. Tussen deze uitersten bevinden zich het Italiaans, Portugees en Pools in het midden van het spectrum. Hun teams van vertalers en terminologen contrasteren eerder de gevoeligheid van taalkundigen met de minder bezorgde houding van vakdeskundigen. De Poolse afdeling wees er bijvoorbeeld op dat de tendens om helder te communiceren met de bevolking de voorkeur voor Poolse termen in plaats van Engelse zou kunnen bevorderen.

Samenvattend kan men stellen dat termcreatie in de EU een complex gegeven is dat uit twee processen bestaat, de primaire vorming van een term voor een van de dominante werktalen, Engels en soms Frans of Duits, en vervolgens de intraconceptuele termomzetting binnen het conceptuele systeem van de EU naar de andere EU-doeltalen. Voor pluricentrische talen zoals het Frans, Duits, Zweeds en Nederlands is dit extra ingewikkeld door hun spreiding over staten met verschillende juridische systemen. Zo kan men voor het Nederlands een begrip als ‘criminal offence’ niet vertalen door ‘misdrijf’ omdat dit in het Belgische systeem een generieke categorie aanduidt in het strafrecht, en in Nederland gereserveerd is voor de specifieke categorie van zware strafrechtelijke overtredingen. Daarom werd in onze taal gekozen voor ‘strafbaar feit’. Bij de perceptie van de hegemonie van het Engels dient men zich daarom bij de vorming van nieuwe EU-termen te realiseren dat ze gecreëerd worden in Euro-Engels, zelfs los van de concepten in het Engels, en dat ze vervolgens vertaald worden naar neutrale, supranationale termen in de 23 andere EU-talen.

Wat tenslotte het fenomeen ‘domeinwinst’ betreft, mag men stellen dat lidmaatschap van de EU de kleinere talen ten goede pleegt te komen, zoals al bleek uit domeinwinst voor het Maltees en Iers als gevolg van de grote hoeveelheid teksten die bovendien in een aanzienlijk aantal sectoren vertaald moesten worden. Wat vervolgens de inplantbaarheid van nieuwe termen betreft, zijn voorbeelden aan te halen van termen die door een tijdige samenwerking van de belanghebbende partijen domeinwinst hebben opgeleverd.

De taak van de EU om terminologie te creëren en te standaardiseren in ten minste 24 talen dient door verschillende factoren te worden bestendigd: nauwe samenwerking tussen EU-instanties, vakexperts en de academische wereld, blijvende ondersteuning voor de kleine en bedreigde talen en het streven naar meer taaltechnologie, en tenslotte een grotere hoeveelheid kwalitatieve data uit machinevertaling en vertaalgeheugens voor alle talen en niet alleen voor de commercieel interessante.

Een vierde invalshoek voor het contextuele aspect van terminologie leverde de keynote over de communicatie van wetenschap en onderzoek, naar de wereld buiten de hogeronderwijsinstellingen (Manuel Célio Conceição - CIAC-Universidade do Algarve; Perte et/ou gain de domaine: politiques linguistiques et de communication des sciences). Het referentiekader waarbinnen de spreker aangaf te redeneren, verschilt van een traditionele visie die nog sterk in de lijn ligt van de begripstegenstelling die F. de Saussure introduceerde tussen langue (het abstracte taalsysteem) en parole (de concrete actualisering ervan in het taalgebruik). Het uitgangspunt vormt niet de visie op taal als een gecodeerd systeem dat opgelegd wordt aan de taalgebruikers maar als iets wat voortkomt uit de praktijk van een sociale, interactionele activiteit gericht op communicatie. Op dit vlak voltrekken zich verlies en winst van domeinen en terminologie, en dit proces hangt samen met onze perceptie van de waarde van talen in economisch, geopolitiek e.d. opzicht. In de terminologie is het concept ‘domein’ vooral vaak bestudeerd in relatie tot inhoud of disciplines maar men moet er rekening mee houden dat een discipline ook verbonden is met een context. Zo zijn specialisatieniveaus binnen een domein, bijvoorbeeld medische woordenschat gebruikt door verpleegkundigen, te beschouwen als inhoud die gebruikt wordt in verschillende contexten. Domeinverlies heeft ook niet uitsluitend betrekking op academische vakkennis. Concepten uit een etnografisch domein bijvoorbeeld, gebonden aan een plaatselijke context en uitgedrukt in dialectische varianten, komen soms niet voor in de meer verspreide, nationale taal. Inzicht in domeinverlies vergt dat men domeinen in verschillende opzichten situeert, contextueel, ruimtelijk, geografisch en ook historisch in de tijd.

Welk beeld in verband met domeinen en taal laat zich nu schetsen met betrekking tot het hoger onderwijs? Een tienjaarsvisie als ‘Universities without walls. A vision for 2030’ pleit voor universiteiten die in uiteenlopende opzichten erin slagen te communiceren met de samenleving. Dit bepaalt een raamwerk waarin hogeronderwijsinstellingen niet alleen met internationale maar juist ook met de plaatselijke behoeftes rekening houden. In deze optiek laat domeinverlies zich verbinden met een gebrek aan rekenschap van de plaatselijke behoeftes.

Wat nodig is, is dat het engagement van universiteiten en hun wetenschappers is gebaseerd op een besef van meertaligheid en het multiculturele karakter van onder meer de onderwijswereld. Al te vaak wordt uitgegaan van een opvatting van ééntaligheid maar die stemt geenszins overeen met de realiteit. Bij studentenpopulaties is de vertrouwdheid met het Engels vaak beperkt en de voorstelling van zaken die het Engels als lingua franca promoot op websites van universiteiten is vaak ingegeven door financiële belangen die samenhangen met het werven van internationale studenten. Evenmin kan men kennis naar de samenleving toe populariseren in het Engels. Weliswaar zal op het niveau van internationale communicatie of ook waar gestandaardiseerd en geharmoniseerd termgebruik noodzakelijk zijn, zoals in de chirurgie en operatiekamer, soms domeinverlies optreden. Waar echter een bemiddelende invalshoek bestaat die rekening houdt met meertaligheid en het streven naar gemeenschappelijk begrip, liggen echter kansen voor de creatie van termen die concepten moeten aanduiden en verduidelijken aan de samenleving. Hier zijn mogelijkheden voor terminologische variatie en domeinwinst.

De vraag of het is aan te bevelen om een ‘internationale oriëntatie’ met ‘regionale locatie’ te combineren in de taalstrategie van universiteiten, werd al bevestigend beantwoord in een publicatie (p. 130-131) van het Europese MIME-project (Mobility and Inclusion in Multilingual Europe). Aansluitend hierbij formuleert de spreker de idee dat men kan bijdragen aan domeinwinst als men rekening houdt met de plaatselijke behoeftes. Voor de onderbouwing van deze gedachte vanuit de vakliteratuur verwijst hij naar een tweetal publicaties, met name van J.-P. Zouogbo die het onderwerp behandelt in verband met de bijdrage die de linguïstiek en terminologie kunnen leveren aan de ontwikkeling van de plaatselijke talen in  Afrika, en een boek van S. Detey (Savons-nous vraiment parler ? - du contrat linguistique comme contrat social). Het opnieuw nemen van de controle over ons communicatief gedrag kan ervoor zorgen dat er geen verlies is maar winst van termen in algemene zin. Van belang is het ontwikkelen van meertalige competentie en een meertalig ethos, overeenkomstig inzichten van G. Lüdi volgens wiens onderzoek (p.63) taalgebruikers in meertalige contexten eentalige en meertalige communicatiestrategieën toepassen die zich laten onderscheiden volgens de driedeling: OLON (one language only) – OLAT (one language at a time) – ALAST (all the languages at the same time).


Met betrekking tot het onderwijs wordt daaraan momenteel gewerkt in een Europees project onder de naam APATCHE waar de idee van taalkundige diversiteit in het hoger onderwijs en aanbevelingen voor meertalige didactiek worden uitgewerkt. Vragen over het beheer van talen in contexten hebben wel degelijk effect op wetenschapscommunicatie. Voor het ‘Blue Route’-project over mariene wetenschappen vermeldde de lezing dat een module van het studietraject onder meer training inhoudt in de overdracht van technische kennis in de eigen taal van studenten, inclusief het verrichten van tests om te zien of de boodschap is overgekomen bij de ontvangers. Een ander voorbeeld in verband met meertalige taalpolitiek in het hoger onderwijs betrof het kader van de allianties van Europese universiteiten. In het samenwerkingsverband van de European University of the Seas bestaan bijvoorbeeld initiatieven om meertalige competentie bij de deelnemers te bevorderen. Domeinwinst acht de spreker ook waarschijnlijk naar aanleiding van een te ontwikkelen gids voor wetenschapscommunicatie.

Zelfs al is domeinverlies op sommige niveaus onvermijdelijk, dan nog is het nodig te streven naar domeinwinst en het vermogen van ieder burger om zijn kennis te beheren, indachtig Orwells woorden dat “who controls the vocabulary, controls the knowledge” (1984).
 

Nieuws

 

From jargon to clarity

‘From jargon to clarity. On patient access to electronic health records and patient-friendly terminology’ is de titel van het proefschrift waarop Hugo J.T. van Mens op 13 juni ll. promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. De studie situeert zich in het vakgebied van de medische informatiekunde en handelt over persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO’s) en patiëntenportalen van ziekenhuizen en artsenpraktijken, die patiënten en hun naasten in staat stellen om toegang te krijgen tot hun elektronische patiëntendossier (EPD). Dit helpt hen zich te informeren over hun medische toestand, zich voor te bereiden op consulten, te onthouden wat er is besproken en voor zichzelf te zorgen. Het is dus belangrijk om het gebruik van patiëntenportalen en PGO’s te ondersteunen.

Na de algemene inleiding schetsen de twee volgende hoofdstukken het bredere evaluatiekader dat nodig is om de bepalende factoren en resultaten te toetsen wanneer men zorginformatiesystemen inzet die patiënten toegang geven tot hun gegevens. Dat gebeurt aan de hand van het Clinical Adoption Framework (CAF). De velden daarvan zijn geschikt en aanpasbaar om de informatie te categoriseren uit systematische literatuuronderzoeken die handelen over de toegang tot en controle over de eigen medische gegevens door patiënten.

Hoofdstuk 4 documenteert de noodzaak om aspecten van informatiebehoeftes van patiënten diepgaand te onderzoeken naar aanleiding van een lexicale toelichtingsfunctionaliteit. Deze is in het patiëntenportaal van het Universitair Medisch Centrum Utrecht geïmplementeerd om medische termen in de vrije tekst van klinische aantekeningen toe te lichten. Daarbij wordt gebruik gemaakt van synoniemen en definities uit de Thesaurus Zorg en Welzijn. In een patiëntenbevraging beoordeelden de deelnemers de termen en toelichtingen op de makkelijkheid en de toelichtingen verder op het nut. Van de resultaten werd de score voor precisie en sensitiviteit (precision and recall) bepaald. Deze bleek uiteindelijk nog laag: de functionaliteit lichtte slechts een beperkt aantal termen toe die de patiënten moeilijk vonden en veel andere termen die ze niet als moeilijk beschouwden. Niettemin vonden de patiënten de functionaliteit gebruiksvriendelijk en nuttig, wat pleit voor verdere verbetering.

De lijn van gegevensbestanden die direct betrekking hebben op het Nederlandse taalgebied wordt in de volgende hoofdstukken doorgetrokken. Hoofdstuk 5 bestudeert mogelijkheden voor patiëntvriendelijke toelichting aan de hand van het coderingssysteem Diagnosethesaurus waarmee in Nederland diagnoses worden geregistreerd. De koppeling van de Diagnosethesaurus aan SNOMED CT, maakt dat patiëntvriendelijke termen van SNOMED CT Nederlandse editie bruikbaar zijn om diagnoses voor patiënten te verduidelijken. De dekking van diagnoses met het beperkte aantal patiëntvriendelijke termen was echter slechts 1,2%. Daarom werd de strategie onderzocht om diagnoses te generaliseren naar een of meer bovenliggende begrippen met patiëntvriendelijke termen, door gebruik te maken van de ‘is-een’-hiërarchie van subtypes en supertypes in SNOMED CT. Een begrip als ‘paroxismale atrioventriculaire tachycardie’ (ID 195070000) laat zich verduidelijken door te veralgemenen naar een bovenliggend concept met als patiëntvriendelijke term ‘hartritmestoornis’ (ID 698247007) die begrijpelijker is voor leken. Een dergelijke werkwijze verhoogt de dekking van diagnoses met toelichtingen tot 71%. Er zouden dus in potentie duizenden diagnoses kunnen worden verhelderd met slechts een paar honderd patiëntvriendelijke termen.

De invalshoek van het zesde hoofdstuk sluit aan bij het voorgaande. Hier zijn in het onderzoek naar de diagnoseverduidelijking naast patiëntvriendelijke termen van meer algemene, bovenliggende begrippen ook patiëntvriendelijke SNOMED-definities (Patient-Friendly Extension) opgenomen. Een eerste doel was de toelichtingen op de diagnoses, die zijn gebaseerd op de generalisatie van de diagnoses naar meer algemene termen en definities, medisch te laten valideren door beoordelaars met een medische en terminologische achtergrond.  Een tweede doel bestond erin de problemen bij deze generalisatie te identificeren. De meerderheid van de diagnosetoelichtingen bleek correct en duidelijk maar er zijn ook aanbevelingen voor verdere verbetering gezien een beperkte foutmarge. De patiëntvriendelijke referentieset en het algoritme zijn vervolgens aangepast om de problemen aan te pakken die in de validatiestudie waren geïdentificeerd.

Hoofdstuk 7 evalueert de dekking, het gebruik en de kwaliteit van de toelichtingen vanuit het perspectief van de gebruikers van een patiëntenportaal. Om dit mogelijk te maken werden de toelichtingen met synoniemen, definities en generalisaties geïmplementeerd in een lijst met gezondheidsproblemen in een reële ziekenhuisomgeving. Het onderzoek werd uitgevoerd in het ziekenhuis Franciscus Gasthuis & Vlietland.

De digitale versie van het proefschrift kunt u hier lezen.

Focusgroep Begrijpelijke taal in de zorg

Nictiz is de Nederlandse kennisorganisatie voor digitale informatie-uitwisseling in de zorg. Deze uitwisseling realiseert de organisatie op het vlak van zowel medische termen uit verschillende taalregisters als databestanden met de ID’s die de onderliggende concepten van deze termen aanduiden. Een doelstelling van Nictiz als ‘Eenheid van taal’ in die zin dat de taal van de zorgverlener en patiënt ook door computers wordt begrepen, kadert binnen die werkzaamheden. Dat patiënten meer en meer toegang krijgen tot hun medische gegevens via patiëntenportalen en persoonlijke gezondheidsomgevingen (PGO’s) maakt de symbiose tussen talige en digitale gegevens steeds omvattender. Naast de beschrijving, bestandskoppelingen en ordening van professionele medische terminologie in thesauri en ontologieën dient zich steeds sterker de noodzaak aan om het nieuwe termensegment te ontwikkelen van patiëntvriendelijke termen die het professionele vakjargon kunnen verduidelijken voor leken.

Nictiz start daarom met een project dat als doel heeft te komen tot een eenduidige standaard, inclusief beheer voor patiëntvriendelijke termen en het ontwikkelen van een basisset patiëntvriendelijke termen. Voor dit project wil Nictiz ook de input benutten van andere partijen die initiatieven hebben genomen voor begrijpelijke Nederlandse medische taal, en wil hen ook samenbrengen voor een grotere impact. Om een kader te ontwerpen voor begrijpelijke, patiëntvriendelijke uitleg werden daarom op 5 juni ll. partijen uitgenodigd voor de Focusgroep Begrijpelijke taal in de zorg. Aanwezig waren medewerkers van BureauTaal, ChipSoft, College ter Beoordeling van Geneesmiddelen, De Hulpdokter, Instituut voor de Nederlandse Taal, kanker.nl, MediLingua Medical Translations, Nederlands Huisartsen Genootschap, Nictiz, Patiëntenfederatie Nederland, Regionaal Zorg Communicatie Centrum, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Stichting Health Base, en Taalunie. Voornoemde Focusgroep gaat in op de taalkundige aspecten, waarnaast technische aspecten aan bod zullen komen bij de Focusgroep Technisch & Functioneel. De voorbereiding, het stellen van de kaders en de ontwikkeling van de patiëntvriendelijke termen krijgen volgens planning hun beslag in 2023-2024. Het vertrekpunt voor het kader is de SNOMED-koppeling: de begrijpelijke uitleg wordt vertaald vanuit een SNOMED-concept. Om het kader voor Begrijpelijke taal in de zorg tot stand te brengen, wordt getracht duidelijkheid te krijgen over een zestal categorieën: context (uitleg toepasselijk voor alle patiënten of in functie van specifieke patiëntengroepen?), foutmarge (is er een acceptabele foutmarge en, zo ja, in welke omstandigheden?), de structuur van de patiëntvriendelijke uitleg, het taalniveau waarop wordt gecommuniceerd, inhoud (richtlijnen voor de op te nemen informatie), vorm (richtlijnen over de lengte van de uitleg e.d.).

Wie graag meedenkt over het kader en de mogelijkheden, kan contact opnemen met Nictiz via jellema@nictiz.nl.

Lexicon Summer School

Deze zomerschool vindt plaats in het Spaanse Almuñecar (Granada) van 4 tot 8 september. In masterclasses, werkcolleges en door onderlinge samenwerking tussen deelnemers wordt getraind op terminologietheorie en -beheer met een sterke focus op vertalen, technisch schrijven en IT-applicaties, vooral in de sfeer van de kunstmatige intelligentie. PhD-studenten, onderzoekers en professionals uit de taalindustrie vormen het beoogde publiek.

ConTeNTS 2023

ConTeNTS staat voor Computational Terminology in NLP & Translation Studies. Het is een van de workshops die worden georganiseerd samen met de RANLP-conferentie (Recent Advances in Natural Language Processing) op 7 en 8 september in Varna (Bulgarije). NLP en computationele linguïstiek ondersteunen in steeds toenemende mate vertaal- en tolkwerkzaamheden. Te denken valt aan CAT-tools (Computer-Assisted Translation), vertaalgeheugens, terminologische databanken, applicaties voor termextractie enz. Als tak in de computerwetenschappen die kunstmatige intelligentie inzet om verwerking van geschreven en gesproken taal door computers mogelijk te maken, heeft NLP op performante wijze bijgedragen aan deze facilitering. Omgekeerd hebben NLP-deskundigen behoefte aan de inzichten en ervaring van vertalers, tolken en taalkundigen om de dienstverlening en applicatieontwikkeling te baseren op de reële behoeftes van deze taalberoepen. De workshop wil een dialoog tot stand brengen tussen NLP-specialisten, terminologen en vertalers om samenwerking op het vlak van taal en technologie te bevorderen.

TermTrends 2023

TermTrends is een workshop geïnitieerd binnen het kader van de COST-actie NexusLinguarum – European Network for Web-centred Linguistic Data Science. In die lijn ligt ook het thema van deze editie: Terminology in the Era of Linguistic Data Science. De bijeenkomst ter bespreking van wetenschappelijke methodieken en ontwikkelingen biedt dit jaar ruimte voor reflectie over de rol van terminologie op het vlak van de organisatie en spreiding van gespecialiseerde kennis in het licht van ontwikkelingen voor datapublicatie, zoals Linguistic Linked (Open) Data (LLOD) en het Semantische Web. De workshop vindt plaats op 13 september in Wenen en wordt samen georganiseerd met de LDK-conferentie ‘Language, Data and Knowledge’.

REALITER

Terminologie profileerde zich al vroeg als een vakgebied met een interdisciplinair karakter. Relaties bestaan onder meer met de taalkunde, logica, ontologie, informatica en de technische wetenschappen. Als een methode voor kennisoverdracht door taalkundige middelen bestond binnen dit kader natuurlijkerwijs behoefte aan de nodige contacten tussen taalkundigen en niet-taalkundigen zoals domeinexperten die sinds de tweede helft van de twintigste eeuw een actieve rol spelen in terminologieprojecten. Naar aanleiding van zijn dertigjarig bestaan wil de XIXe Journée Scientifique van REALITER daarom een discussieforum bieden over het thema ‘terminologie en interdisciplinariteit’ op 12 en 13 oktober in Parijs. Mogelijke aandachtsgebieden zijn de relaties tussen terminologie en respectievelijk methodologische benadering, gespecialiseerde vertaling, onderwijs van talen voor specifieke doeleinden, gespecialiseerde communicatie, en taalpolitiek.

Tools en bronnen

 

Dictionnaire de l’Académie

Gestaag werkt de Franse academie voort aan haar woordenboek, de Dictionnaire de l’Académie. De negende editie breidt de nomenclatuur uit van 32.000 artikelen in de vorige uitgave naar ruim 43.000 vanaf de A tot het begin van de letter S (tot Sommairement). Verdere voltooiing tot de Z is al gepland.

De invalshoek is lexicografisch en daarmee primair gericht op de algemene woordenschat. De begeleidende documentatie (Les enjeux linguistiques de la terminologie) stelt echter dat destijds al Furetiére (1619-1688) “les termes des Arts et des Sciences” ten nauwste verbonden achtte met de gewone woorden. De Academie bevestigde vanaf de zevende editie de noodzaak tot opname van nieuwvormingen en met name van technische termen. Thans berust de verantwoordelijkheid voor termcreatie en neologie bij de Commission d'enrichissement de la langue française en vindt goedkeuring van de termen plaats in samenspraak met de Académie française. Frankrijk voert een sterk gecentraliseerd terminologiebeleid. Na publicatie van deze termen in de Journal officiel de la République française is hun gebruik verplicht in overheidsinstellingen en zijn ze raadpleegbaar op de website FranceTerme. Het is aan deze website dat de Dictionnaire intussen al met meer dan 13.000 hyperlinks is gekoppeld.


De Academie doet dit overigens met een bewuste taalpolitieke bedoeling: “L’Académie intègre dans la 9e édition de son Dictionnaire des recommandations publiées officiellement dans le cadre du dispositif de terminologie, notamment afin d’éviter l’emploi de termes anglais qui, en se multipliant, rendraient la langue trop hétérogène et pourraient nuire à la clarté du discours”. Zo wordt ook een lexicografisch product in het kader van een afgewogen taalbeleid ingezet als middel tegen terminologisch domeinverlies.

Flora Batava


Afbeelding: handgekleurde gravure in de Flora Batava. Coll. KB.

Talrijk zijn de voordelen die digitale werkomgevingen bieden voor het beschrijven van woorden en begrippen. Men denkt dan wellicht in eerste instantie aan de mogelijkheden om één- of meertalige beschrijving flexibel in te richten en te editeren binnen een schier onbeperkte computationele opslagruimte. Bijzondere toegevoegde waarde ontstaat echter evenzeer door de toepassing van beeld en geluid. Zowel termenbanken als lexicografische woordenboeken voorzien in hun artikelstructuur frequent velden voor opname van multimediale informatie.

Deze nu courante werkwijze leidt tot een wat paradoxale ervaring wanneer juist online weergaves van oude werken doen beseffen dat vroegere tijden met gedrukte teksten eveneens over uitstekende mogelijkheden beschikten om informatie in woord en beeld weer te geven. Afwezigheid van digitale ruimte kon worden gecompenseerd door productie van grote informatievolumes in woord en beeld uit te spreiden over de tijd. Een fraai voorbeeld biedt de online weergave van de Flora Batava, een werk over de nationale flora in Nederland dat tussen 1800 en 1934 verscheen in 28 delen. De onlineversie is raadpleegbaar op de website van de Koninklijke Bibliotheek. De Flora Batava is door zijn 5000 pagina’s tekst en 2.240 handgekleurde gravures van planten, paddenstoelen, mossen en wieren een topstuk dat onder meer relevant is voor de historische botanische terminologie. De termen zijn meertalig en omvatten Latijnse, Hoogduitse, Engelse en ‘Nederduitsche’ of Nederlandse equivalenten. Om een specifieke plant te vinden in de 28 delen van de Flora Batava stelt de KB-website drie 3 indexen ter beschikking bij de digitale versies: een index op namen vermeld in het boek, een index op de huidige botanische naam en een index op de huidige Nederlandse naam.

Recent zijn bij Lannoo alle 2240 platen in een bundeling heruitgegeven en opnieuw op naam gebracht (gedetermineerd) in een register met de huidige Latijnse plantennamen. Uit de afgebeelde soorten is een selectie van 100 iconische soorten gekozen die met de oorspronkelijke tekst zijn uitgelicht en van een verhaal voorzien door plantenliefhebbers.

Wie de botanische terminologie in de context van materiële, historische boeken wil zien, kan terecht op een tentoonstelling over de Flora Batava en andere botanische hoogtepunten in het Huis van het boek in Den Haag van 22 april tot 3 september 2023.

Agenda


Hieronder vindt u een korte aankondiging van evenementen. Meer informatie vindt u op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal.
  • 4 - 8 september, Granada (Spanje): LexiCon, International Terminology Summer School
  • 7 - 8 september 2023, Varna (Bulgarije): ConTeNTS 2023
  • 12 - 15 september 2023, Wenen (Oostenrijk): Language, Data and Knowledge 2023
  • 13 september 2023, Wenen (Oostenrijk): Termtrends 2023
  • 12 - 13 oktober 2023, Parijs (Frankrijk): XIXe Journée Scientifique REALITER
  • 19 - 20 oktober 2023, Vilnius (Litouwen) en online: Scientific, administrative and educational dimensions of terminology
  • 9 - 11 november 2023, online: 14th Conference “Hellenic Language and Terminology”
  • 16 - 17 november 2023, Barcelona (Spanje): EAFT, Terminology – Innovation and Sustainability
  • 30 november - 1 december, Lyon (Frankrijk): CeRLA, Terminologie diachronique : un bilan, des perspectives
     
Redactie: Dirk Kinable
Twitter Twitter
Facebook Facebook
Instagram Instagram
Website Website
© 2023 Instituut voor de Nederlandse Taal, alle rechten voorbehouden.
U ontvangt dit bericht omdat u zich heeft ingeschreven voor een van de nieuwsbrieven (Algemeen en/of Terminologie) van het Instituut voor de Nederlandse Taal.

onze contactgegevens:
Instituut voor de Nederlandse Taal
Rapenburg 61
NL-2311 GJ Leiden

voeg ons toe aan uw adresboek


inschrijving of gebruikersprofiel bijwerken of afmelden voor alle nieuwsbrieven