Terugblik TiNT 2021 - Terminologie en communicatie: van Simon Stevin tot vandaag Taal en communicatie zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie taal gebruikt, communiceert, en dat geldt evenzeer bij het gebruik van vaktaal of voor talige boodschappen in ruimere zin die zich met een meer specialistisch domein laten verbinden. Voor eenduidige en transparante communicatie legt de terminologie al een gunstige basis. De onderbouwing door de terminologieleer, de werkpraktijk op basis van standaarden en de resultaatgerichtheid inzake termverzamelingen dragen hier in belangrijke mate toe bij. Toch zal men bij dergelijke communicatie steeds kwantitatieve en kwalitatieve vragen moeten stellen in verband met de terminologie. Bijvoorbeeld, hoeveel en welke termen kunnen worden gebruikt en moeten ze vertaald, zonder toelichting gebruikt, expliciet gedefinieerd of anderszins toegankelijk gepresenteerd worden? Met “Terminologie en communicatie: van Simon Stevin tot vandaag” stelde NL-Term op zijn TiNT-symposium van 15 oktober ll. een thema aan de orde dat centraal staat in de omgang met vaktaal. TiNT staat voor “Terminologie in het Nederlandse Taalgebied”. De editie van 2021 sloot, overeenkomstig het aangekondigde uitstel door corona, aan bij de Simon Stevinherdenking van 2020 naar aanleiding van de 400ste sterfdag van deze veelzijdige humanist. Nederlands als wetenschapstaal De nauwe relatie tussen terminologie en communicatie mag dan een hoge actualiteitswaarde hebben, zij kent haar grondslagen al in historische tijden. In zijn presentatie documenteerde fysicus Guido Vanden Berghe Stevins standpunten en keuzes voor dit verband. Hoewel Stevin een van zijn werken in de toenmalige wetenschapstaal bij uitstek, het Latijn, en een in het Frans publiceerde, kiest hij resoluut voor het Nederlands. Vanden Berghe belichtte hoe Stevin dat doet vanuit een aantal visies. Zo vindt Stevin de taal zeer geschikt om wetenschappelijke inzichten over te dragen. Hij acht haar kernachtig mede door de vele eenlettergrepige woorden en haar vermogen tot het vormen van samenstellingen. In verschillende werken prijst hij de eigen taal zoals in een publicatie over de logica, de “Dialectike of Bewysconst”, en een publicatie op het gebied van de fysica, de “Beghinselen der weeghconst”. Een ander communicatieaspect betrof Stevins mening dat wetenschap het best wordt beoefend in de volkstaal omdat men daarin het best kan argumenteren. Soms zullen ook praktische overwegingen aan de basis hebben gelegen. Zo werd op 10 januari 1600 door Prins Maurits op initiatief van Stevin een opleiding van militaire ingenieurs opgericht die gelieerd was aan de Leidse universiteit. Om tegemoet te komen aan wie het Latijn niet beheerste, werd uitdrukkelijk vermeld dat het onderwijs aan de ingenieurs, landmeters en vestingbouwers in het “Nederduyts” zou gebeuren. Die opvattingen over wetenschapscommunicatie weerspiegelen zich tevens in Stevins terminologische activiteit. In verband met termvertaling attendeerde de spreker op twee werkwijzen: de opname van Nederlandstalige termen in de lopende tekst en de Latijnse in de marge ter toelichting, en het voorkomen van tweetalige termenlijsten die aangeven welke Nederlandse vertaalequivalenten voor de Latijnse termen gebruikt worden. Voor de Nederlandstalige terminologie put Stevin uiteraard vaak uit het al bestaande lexicon, zoals bleek uit onderzoek op basis van rekenkundige werken. Opvallend zijn echter vooral de vele neologismen van Stevin die vaak nog in het hedendaags Nederlands in gebruik zijn. Heldere weerkundige communicatie De volgende drie lezingen benaderden het thema terminologie en communicatie in contemporain verband en vanuit een breed communicatieperspectief. Zo is de vertaling van wetenschap naar een ruim publiek een essentieel onderdeel van de beroepsbezigheden voor onder meer weerpresentatoren. VRT-weerman Frank Deboosere betoogde, onder verwijzing naar Stevin die taal en wetenschap fraai wist te verbinden, hoe men niet zozeer op de scheiding van deze beide moet focussen maar op de vele raakpunten en de wijze waarop ze elkaar kunnen versterken. Voor de gewenste heldere weerkundige communicatie bleek de vroegere praktijk van schrijftaal en voorgelezen zinnen op een autocue minder geschikt. Bevorderlijk daarentegen zijn het gebruik van spreektaal zonder gekunstelde, geprefabriceerde zinnen, en de aansluiting bij alledaagse ervaringen. Weerspreuken wanneer ze op waarneming zijn gebaseerd, vormen vaak inspirerende voorbeelden. Of men kan vergelijkingen benutten om een aha-erlebnis en aansluitend begrip te bewerkstelligen. Bijvoorbeeld wanneer men het verband tussen de verzadiging van de lucht met waterdamp en de temperatuurafhankelijkheid van dit proces toelicht via een vergelijking met water waarin een hoeveelheid suiker op een bepaald ogenblik niet meer oplost maar wel nadat men het water verwarmt. Streven naar eenvoudige uitleg en terughoudendheid in het gebruik van complexe termen als ‘anticycloon’ en ‘depressie’ levert eveneens efficiënte communicatie op. Weerkaarten met isobaren of lijnen van gelijke luchtdruk kan men inzichtelijk maken via een analogie met de beter bekende reliëfkaarten. Daarvoor wees de spreker op de hoogtelijnen die bij steil gebied juist dicht bij elkaar liggen, in tegenstelling tot vlakke gebieden met weinig hoogtelijnen, om vervolgens de parallel door te trekken naar luchtdrukgebieden met weinig drukverschil en wind.
Extra communicatief effect is verder mogelijk door het gebruik van beeldrijke of soms poëtische taal, zoals de weerpresentator illustreerde met ‘ochtendgrijs’ dat intussen tot de woordenboeken is doorgedrongen. Naast de momentane weersverschijnselen behoort de duiding in relatie tot langdurige klimaatperiodes tot het vakterrein van de meteoroloog. Voor dit tweede verband werden eveneens communicatieadviezen geformuleerd. Louter inhoudelijk is berichtgeving over de gevolgen bij ongewijzigd klimaatbeleid doorgaans negatief, vooral voor vele laaggelegen regio’s in de wereld. Overtuigender echter dan fatalistische grafieken is een positieve communicatie die vooral de marges belicht die er bij een adequate aanpak van klimaatproblemen nog steeds zijn. Dat houdt niet in dat deze communicatie verbloemend zou moeten zijn. Communicatief effect is hier eveneens mogelijk door beeldrijk taalgebruik, zoals de spreker illustreerde met het woord ‘waterbom’, gevormd naar aanleiding van de recentere zware overstromingen in België. Medische communicatie Vaktaal inzichtelijk maken voor een groot publiek is cruciaal in medische communicatie. Het belang hiervan, zo belichtte arts-journalist Marleen Finoulst, is bijzonder actueel door het huidige recht van patiënten om hun medisch dossier online in te kijken. Medische gegevens digitaliseren houdt echter risico’s in. Dat komt door een veelheid aan oorzaken. Terminologieverschil bij specialisten kan een rol spelen en hoe dan ook zijn medische termen voor patiënten vaak niet begrijpelijk. Medische verslagen zonder voorafgaande duiding door een (huis)arts roepen bovendien emoties op, zeker bij ongunstige diagnoses. Verder verschillen zowel taalvaardigheid als gezondheidsvaardigheden van patiënten individueel sterk en zijn cijfers en statistieken voor hen moeilijk te interpreteren. Als bijdrage aan de oplossing lichtte de spreekster de koppeling toe van het Belgische, federale portaal MijnGezondheid.be en de website Gezondheid en Wetenschap, een website met betrouwbare medische informatie voor een breed publiek. Deze laatste, opgericht in 2013 en gefinancierd door de Vlaamse overheid, is intussen met gemiddeld 50.000 bezoekers per dag uitgegroeid tot de grootste Vlaamse website voor gezondheidsinformatie. De website baseert zich op de gevalideerde artsenrichtlijnen van het ebpracticenet (Evidence Based Practice), een digitale databank en referentieplatform gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek (evidence based) voor Belgische zorgverleners. De richtlijnen voor de eerstelijnszorg, worden omgezet naar begrijpelijke taal voor burgers. Een eerste arts gaat uit van de technische, medische richtlijn en tracht daarvan een toegankelijke tekst te maken, een tweede arts controleert, een taalkundige verzorgt de taalaspecten, en bij een patiëntenpanel wordt de begrijpelijkheid getest. Via ebpracticenet kan de behandelende arts in de consultatieruimte deze toegankelijke informatie eveneens opvragen voor zijn patiënt. De toenemende digitalisering van medische gegevens vergroot nog op een andere wijze de behoefte aan informatieve ondersteuning. Wanneer patiënten hun digitaal medisch dossier raadplegen en bijkomende informatie googelen nog vóór de consultatie van hun arts, dan dringt zich snel de behoefte op aan handvatten voor zoekacties op internet. Beter is het om zich niet te beperken tot de eerste treffers omdat vaak bedrijven met louter commerciële bedoelingen zich in die posities inkopen. Relevanter is om zoekacties over gezondheidsvragen te combineren met het certificeringsmerk van de Zwitserse organisatie Health on the Net (bijvoorbeeld, knie artrose honcode). Deze HON-code kan worden aangevraagd door websites met gezondheidsinformatie waarna regelmatig wordt gecontroleerd of ze aan criteria voldoen zoals wetenschappelijke betrouwbaarheid, financieringswijze enz. Lang niet alle betrouwbare websites beschikken overigens over deze code, temeer daar er een bijdrage voor moet worden betaald. Aanwijzing voor de kwaliteit van de informatie is tevens of de website, zoals bijvoorbeeld deze van Thuisarts of Kom op tegen kanker, vermeldt wie deel uitmaakt van de redactie of van het bestuur. Ambtelijke publiekscommunicatie Onder de domeinen waar breed toegankelijke informatie aan de orde is, valt vervolgens zeker de ambtelijke publiekscommunicatie. Lodewijk van Noort, projectleider van de campagne Direct Duidelijk in de gemeente Den Haag, liet zien hoe men in deze context met terminologie, jargon en communicatie kan omgaan. De belangen zijn groot. Jaarlijks verstuurt de stad immers zo’n zes miljoen geregistreerde brieven en bovendien leidt begrijpelijke taal tot de gewenste inclusie van burgers. Onheldere communicatie daarentegen resulteert in buitensluiting, polarisatie, verkleining van de zelfredzaamheid of zelfs wantrouwen tegenover de overheid. Het is echter niet zo dat duidelijk communiceren alleen afhangt van taal op zich. Voor heldere communicatie moet men beslissingen in verschillende opzichten nemen. Dat bredere kader van inzetbare mogelijkheden heeft betrekking op het begrip heldere taal, beeldtaal, inclusieve taal, vertaalbeleid, kanaalkeuze, communicatiemiddelen en gebruikersonderzoek. Een vraag die zich opdringt, is uiteraard die van een efficiënt taalniveau. Toetst men aan het Europees Referentiekader voor de Talen met zijn zes niveaus (A1, A2, B1, B2, C1 en C2), dan blijkt uit onderzoek dat de communicatie van de Nederlandse overheid frequent plaatsvindt op het hoge C1-niveau. Een illustratief staafdiagram in de presentatie associeerde dit met minder dan 20 procent van de bevolking. Met het vereenvoudigde taalgebruik op B1-niveau bereikt men echter gemiddeld ca. 80 procent van de samenleving. In een stad als Den Haag met een half miljoen inwoners waarvan ca. de helft met een migratieachtergrond is dat van groot belang. Kenmerken van teksten op dit niveau zijn onder meer de duidelijke titel en tussenkoppen, een actieve schrijfstijl met voorbeelden, eenvoudige woorden die iedereen kent en korte, duidelijke zinnen. Naar de voorbeelden van de spreker worden C1-woorden als creëren, prioriteit en verstrekken vervangen door B1-alternatieven als vormen, voorrang en geven. Even bepalend is de vraag naar de communicatieomgeving en doelgroepen. Hoe dynamischer die zijn, des te flexibeler moet de communicatiestrategie zijn. Dat dynamische karakter neemt sterk toe doordat mensen uit tal van bronnen zoals internet informatie ophalen. Het oude communicatiemodel waarbij de overheid als zender een boodschap uitstuurt naar de ontvanger, waarna het doel is bereikt, is niet langer realistisch. Organisaties beschouwt de spreker als actoren in een arena van meningsvormen. Er is behoefte aan een reflectieve communicatiestrategie waarbij de doelgroepen een stem krijgen via uiteenlopende mogelijkheden voor feedback en verbetersuggesties. Bij de gemeente Den Haag en in Nederland zijn er met Direct Duidelijk drie stappen om te komen tot heldere communicatie. De eerste stap is te realiseren door gebruik van taalhulpmiddelen voor tekstanalyse (bijvoorbeeld, Texamen, Klinkende Taal, Wizenote), checklists en schrijfwijzers, en door iemand kritisch te laten meelezen en becommentariëren. Vervolgens is de begrijpelijkheid te verbeteren door een expertoordeel in te roepen van collega’s die veel klantcontacten hebben, telefonisch of aan het loket. Het belangrijkste acht Van Noort echter gebruikersonderzoek. Expertisecentrum voor Nederlandstalige Terminologie Met een bijdrage van het Instituut voor de Nederlandse Taal (Frieda Steurs en Dirk Kinable) sloot de presentatiereeks af. Meer in het bijzonder werd ingezoomd op de afdeling die zich bezighoudt met terminologie en de realisaties waarmee zij terminologische communicatie ondersteunt: het Expertisecentrum voor Nederlandstalige Terminologie (ENT). De doelstellingen van het INT werden kort geschetst als omkadering voor de taken van het ENT. Het INT moet een centrale rol vervullen om in het hele Nederlandse taalgebied (Nederland, Vlaanderen, Suriname en de Antillen) taalmateriaal wetenschappelijk verantwoord te ontwikkelen, te bewaren en duurzaam beschikbaar te stellen. Vanuit een toepassingsgerichte invalshoek vervult het INT deze rol voor een uitgebreid gamma van taalaspecten, zoals de verzameling en beschrijving van woordenschat en taalvariatie, actualisering van grammaticale naslagwerken zoals de Algemene Nederlandse Spraakkunst, formalisering van het lexicon met de spellingdatabase van het Groene Boekje, corporabouw enz. Binnen die algemene doelstelling past volledig de opdracht van het ENT. Deze afdeling stelt het lexicon centraal en richt zich in het brede spectrum van onderscheidingsmogelijkheden zoals historisch of hedendaags, standaardtaal of dialect, op de taalvariatie die haar beslag krijgt door gespecialiseerd tegenover algemeen taalgebruik. Op zijn webpagina biedt het ENT algemene informatie over vaktaal, inclusief richtlijnen voor terminologiebeheer. In de rubriek termenlijsten zijn intussen ruim 350 online termverzamelingen opgenomen, zowel eentalige als meertalige, gericht op verschillende doelgroepen. Inhoudelijk zijn ze doorzoekbaar volgens de internationale onderwerpenclassificatie van de Library of Congress. De pagina terminologieprojecten leidt de gebruiker naar termcollecties die het INT beschikbaar stelt door hosting of op basis van projecten waarvoor het instituut zich zelf engageert, zoals het HOTNeV-project voor hogeronderwijsterminologie en het project Nederlands als wetenschapstaal dat zich richt op terminologische ondersteuning bij de overstap van studenten van het voortgezet naar het hoger onderwijs. Verder geeft het onderdeel hulpmiddelen een overzicht van beschikbare taal- en vertaaltools die geschikt zijn voor terminologische taken of die beschikken over een ingebouwde terminologiecomponent. De ENT-pagina is gaandeweg verder uitgebouwd. Op een nieuwe bibliografische pagina is vakliteratuur verzameld in 11 themarubrieken, zoals termvorming, termbetekenis, termbeheer enz., terwijl een interactieve landkaart de bezoeker wegwijs maakt in de Europese terminologiegerelateerde organisaties. Nieuwsbrieven en een daarmee gelinkte evenementenlijst zorgen weer voor een ander type informatie. Zo tracht het ENT de terminologische communicatie te ondersteunen, enerzijds door voorzieningen die beschikbaar zijn op het INT en door gebruikers worden geraadpleegd, en anderzijds deze die het ENT zelf verstuurt. Terzelfdertijd tracht het ook deel uit te maken van het terminologische communicatienetwerk, onder meer als lid van de Termraad of van het internationale TermNet. Simon Stevinpenning Een bijzondere afsluiting tenslotte kende TiNT 2021 met de uitreiking van de eerste Simon Stevinpenning als erkenning voor verdiensten binnen de terminologie. De penning werd uitgereikt aan prof. dr. em. Willy Martin. |