december 2023

bekijk deze nieuwsbrief in uw browser

jaargang 15, nummer 4


Beste lezer,
 
Dit is de nieuwe Nieuwsbrief Terminologie, waarin u informatie vindt over actuele zaken op terminologiegebied, zoals nieuws en evenementen. Eerdere nieuwsbrieven vindt u hier.

Reacties en tips zijn welkom. Als u deze nieuwsbrief niet meer wilt ontvangen, kunt u zich als volgt uitschrijven: klik op de link 'inschrijving of gebruikersprofiel bijwerken' onderaan in deze nieuwsbrief. U ontvangt een e-mail met een link om uw voorkeuren bij te werken. Klik op deze link, vink 'Terminologienieuwsbrief' uit en klik op 'voorkeuren bijwerken' om te bevestigen.

Vriendelijke groet,
Het redactieteam van het INT

Contact: Dirk Kinable
+31 (0)71 527 24 89
dirk.kinable@ivdnt.org
www.ivdnt.org

Inhoud

 

Terugblik
Nieuws
Tools en bronnen
Agenda (zie ook ivdnt.org)

Terugblik

 

Presentatie Juridisch Woordenboek Nederlands-Spaans

Tijdens de Week van het Nederlands presenteerden op 4 oktober laatstleden het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) en de Stichting Rechtstaal – Lingua Iuris de digitale versie van Oosterveld & Vuyck, Juridisch  Woordenboek Nederlands-Spaans II (JWS II) in een academisch symposium te Leiden. JWS II staat onder redactie van Consuelo Oosterveld-Egas Repáraz en mr. Theresa Munneke-Lourens, met medewerking van drs. Margriet Muris.

JWS II is gebaseerd op de eerste papieren uitgave van dit woordenboek (JWS I) dat onder redactie stond van Consuelo Oosterveld-Egas Repáraz en drs. Johanna Vuyk-Bosdriesz. Het werd in 1990 onder auspiciën van het T.M.C. Asser Instituut bij Maklu Uitgevers uitgegeven. Door de redacteuren is destijds de methode Oosterveld-Vuyck ontwikkeld, gebaseerd op lexicografische, rechtsvergelijkende en vertaalkundige principes. Deze methode beoogt onder meer de systeemgebondenheid van de juridische termen in de brontaal en de doeltaal op systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze inzichtelijk te maken.

De inleiding op de zitting vermeldde hoe de online versie van het woordenboek tot stand kwam door samenwerking tussen juristen of jurist-linguïsten, en IT’ers en computerlinguïsten van het Instituut voor de Nederlandse Taal. Het woordenboek is ook ondergebracht bij dit instituut en is hier raadpleegbaar. In de lijn van taakstellingen geformuleerd in het Taalunieverdrag (1980), bouwt het INT ook het Expertisecentrum Nederlandstalige Terminologie uit. Binnen dit centrum passen terminologiecollecties over onder meer wetenschapsdomeinen, het bedrijfsleven, maar zeker ook het juridische domein. In dit domein is duidelijke rechtstaal een absoluut vereiste, niet alleen om een rechtsstaat mogelijk te maken maar ook in een internationale context voor rechtsvergelijking en juridische vertaling. De samenwerking kan ook een bijdrage leveren om doelen te helpen realiseren die het Taalunieverdrag noemt, zoals het in kaart brengen en de harmonisering van overheidsterminologie in Nederland en Vlaanderen. Het belang van de beschikking over de juiste bronnen speelt evenzeer in het recente kader van Europese wetgeving. Deze laatste wordt voor het Nederlands gesteld in een neutraal Eurolect dat zowel voor Nederland als Vlaanderen gangbaar moet zijn maar soms nog moet worden hertaald naar de wetgeving van de twee landen.

Eenheid in verscheidenheid
De eerste spreker Ernst Hirsch Ballin (oud-minister van justitie; emeritus hoogleraar staats- en bestuursrecht en internationaal recht) schetste het belang van een juridisch vertaalproject als JWS II vanuit de vraag of vertalingen en vertaalwoordenboeken nodig blijven in een tijd waarin ‘global English’ en goed functionerende vertaalprogramma’s beschikbaar zijn. Het positieve antwoord daarop beargumenteerde de spreker vanuit twee betooglijnen onder vermelding van de wijze hoe ook JWS II daarin zijn rol vervult.

In eerste instantie levert dit werk als vertaalwoordenboek zijn bijdrage aan de meertaligheid die de Europese cultuur en ook de Europese rechtscultuur en bestuurlijke cultuur kenmerkt. Als kader daarvoor haalde de spreker de visie aan van Umberto Eco in La Ricerca della lingua perfetta nella cultura europea (The Search for the Perfect Language (the Making of Europe) met de strekking dat het meertalige Europa geen Europa is van mensen die vloeiend vele talen spreken maar in het beste geval van mensen die elkaar kunnen ontmoeten, hun eigen taal spreken en die van de ander begrijpen.

Te streven is volgens de spreker niet naar een door de taal gevormde eenheid van denken die er niet is. Wel een doel is een eenheid in verscheidenheid op basis van principes van een democratische rechtsstaat. Meertalige mensen slaan bruggen en daarvoor zijn zowel historische als contemporaine voorbeelden aan te halen.

Van bijzondere waarde is daarnaast in de nieuwe editie van JWS II de onderliggende database van gebruik van de juridische termen in hun context. Een dergelijke aanpak bevordert de verdere ontwikkeling en bestudering van de juridische taal. Het begrijpen van de context in de verschillende talen is daarbij essentieel. Het besef dat het goed is om juridische teksten te lezen en bestuderen in de originele taal geldt andermaal voor zowel het verleden als het heden. Wie historische rechtsteksten zoals de Romeinse analyseert, ontmoet termen die men wel kan vertalen maar die niet geheel samenvallen. In een contemporaine context stelt men bij de studie van rechtsbegrippen als persoon, zaak, schuld, oorzaak e.d. in de “grammatica van het recht” interessante relaties daartussen vast waarbij blijkt dat dezelfde termen overgenomen uit een andere juridische cultuur in hun context op elkaar lijken maar niet hetzelfde zijn. Met de plaatsing van begrippen in hun juridische en sociale context is JWS II niet alleen van betekenis voor vertalingen tussen het Nederlands en het Spaans maar ook voor het doorgronden van recht als wat recht eigenlijk moet zijn: een taal die betekenis krijgt in een context van intermenselijke verhoudingen en tradities.

Van papier naar digitaal
Waar de eerste presentatie algemene contouren in juridisch verband schetste inzake het belang van meertaligheid, contexten en een vergelijkende methode, bood de tweede lezing (‘Van JWS I naar JWS II. Van papier naar digitaal, potentie en meesterlijke beperking’) de gelegenheid om deze krijtlijnen verder te concretiseren. Meer in het bijzonder documenteerden de redacteuren van het Juridisch Woordenboek Nederlands-Spaans II hoe ze voor een beoogd publiek van juridische vertalers en internationaal werkende juristen een praktijkgericht en wetenschappelijk verantwoord woordenboek hebben trachten te ontwikkelen dat inzicht verschaft in de verschillen tussen het eigen en het vreemde rechtssysteem zodat deze in concrete situaties tot een juiste interpretatie en dus tot een correcte oplossing zouden komen. Rechtstaal resulteert uit taalhandelingen en woordgebruik in een juridische context en is daardoor sterk systeemgebonden. Aan meertalige juridische woordenboeken ligt altijd rechtsvergelijking ten grondslag.




Om een woordenboek te realiseren dat aan deze vereisten voldeed, werd dan ook een methode ontwikkeld die gelijktijdig een lexicografische en rechtsvergelijkende benadering toepaste. Zo moeten de te behandelen rechtsgebieden worden vastgesteld (onder meer bijvoorbeeld erfrecht, strafrecht, burgerlijk procesrecht; thematische rechtsgebieden; met rechtspraak gelieerde beroepen). Per rechtsgebied moeten evenwichtige uitgangslijsten worden opgemaakt van juridische termen die worden opgenomen. Eveneens dient per rechtsgebied een corpus te worden opgebouwd aan de hand van handboeken, verdragen, wet- en regelgeving, jurisprudentie enz. De informatie die in JWS II wordt aangeboden, is afkomstig uit een Nederlandstalige en Spaanstalige, systematisch en hiërarchisch geordende materiaalverzameling. Daarnaast diende een algemene verzameling trefwoorden, woorden en woordgroepen te worden samengesteld die in hun algemene betekenis veelvuldig voorkomen in een juridische context en die een zorgvuldige vertaling in de doeltaal behoeven voor goed lopende zinnen en voor het juiste register. De rechtstermen worden uitgewerkt binnen een rechtsgebied en het kan voorkomen dat eenzelfde Nederlandse rechtsterm binnen verschillende rechtsgebieden voorkomt met verschillende betekenissen. De vertaalsuggesties moeten worden beschreven en ook de keuze van illustrerende voorbeelden, collocaties en bronvermelding zijn deel van de methode.

Vanuit deze opzet komen artikelen tot stand met een vaste geleding, meer bepaald het lemma (een woord of woordgroep zoals bijvoorbeeld ‘te goeder trouw’), de betekenisomschrijving, de citaten als bewijsplaats, ter verheldering of ter illustratie, de combinatoriek die laat zien met welke werkwoorden, voorzetsels e.d. een lemma voorkomt en de rechtsvergelijkende informatie. Het Spaanstalige deel heeft eenzelfde opbouw met als verschil de vertaalsuggesties.

Volledige equivalentie is alleen mogelijk als beide rechtstalen op hetzelfde rechtssysteem zijn gebaseerd. Vergelijking van verschillende rechtssystemen is nodig voor een betrouwbare vertaalsuggestie. De rechtssystemen in de landen verschillen en daarmee ook de rechtstermen. Ook situaties met gedeeltelijke equivalentie en zonder equivalent zijn dus mogelijk, herkenbaar aan markeringen als ‘Juridische Reale cf Esp’ en ‘Juridische Reale Ned ES’. Wanneer aanvaardbare equivalenten geheel of gedeeltelijk ontbreken, is gekozen voor een van de volgende oplossingen: omschrijving, definiëring, neologisme, leenvertaling, handhaving van de Nederlandse term of een combinatie van de genoemde mogelijkheden.

Het intussen bereikte resultaat blijkt drievoudig: (1) een geactualiseerde, nu digitale versie van JWS II in wording, (2) een volwaardig uitgangsbestand voor digitale juridische woordenboeken naar het model van het JWS II of van een of meer rechtsgebieden, in wording, dit overeenkomstig de norm van de herbruikbaarheid van uitgangsbestanden in de lexicografie, en (3) een aanzet voor de inventarisatie van de Nederlandse rechtstaal met descriptief, niet normatief materiaal voor gericht onderzoek door deskundigen op specifieke rechtsgebieden.

Systematische ordening
De derde spreker was de persoon naar wie de markeringen RdG en RdG ES bij de rubrieken met contrastieve, rechtsvergelijkende informatie in JWS II verwijzen, René de Groot (emeritus hoogleraar rechtsvergelijking en internationaal privaatrecht van de Universiteit Maastricht). Onder de titel ‘Op weg naar een systematische, digitale ordening van de Nederlandse rechtstaal’ illustreerde hij hoe in rechtstaal die zeer systeemgebonden is, zorgvuldig met woorden is om te gaan. Zo is het niet wenselijk om naar zeker juridisch concept met verschillende termen te verwijzen. Woorden die in de omgangstaal geheel of nagenoeg synoniem zijn, kunnen in de rechtstaal naar weliswaar verwante maar in belangrijke opzichten uiteenlopende juridische concepten verwijzen. ‘Bezit’, en ‘eigendom’ liggen in de omgangstaal dicht bij elkaar maar zijn juridisch te onderscheiden en verschillen op hun beurt van het begrip ‘houder’. De term ‘woonplaats’ kan de complexe relatie tussen termen en juridische concepten eveneens illustreren. Op het eerste gezicht ligt de betekenis van de term dicht bij het algemene spraakgebruik maar een probleem is dat deze term en aanverwante begrippen ook in het recht niet optimaal van elkaar zijn afgegrensd. Dat veroorzaakt verwarring. Woonplaats en domicilie worden in het Nederlandse juridische spraakgebruik soms als synoniemen gebruikt. De term domicilie echter verwijst vooral frequent naar een zogenoemde gekozen woonplaats (‘gekozen domicilie’, ‘domicilie kiezen’). De wetgever hanteert verder termen als ‘werkelijke woonplaats’ en ‘gewone woonplaats’ en op diverse plaatsen in de wetgeving komt nog de term ‘hoofdverblijf’ voor. Tevens is ‘woonplaats’ vaak de Nederlandse vertaling van Engels ‘domicile’ maar in de Anglo-Amerikaanse juridische traditie heeft ‘domicile’ een geheel andere inhoud dan die van woonplaats c.q. domicilie in de continentaal-Europese traditie. Dergelijke voorbeelden illustreren de noodzaak om een digitaal, systematisch bestand van de Nederlandse rechtstaal te creëren waarin terminologische afstemming heeft plaatsgevonden. De behoefte daaraan is niet alleen academisch maar zorgt ervoor dat de Nederlandse rechtstaal preciezer en zorgvuldiger wordt en helpt wetgevingsjuristen bij het maken van terminologische keuzes.

Met JWS II heeft het INT voor zo’n digitale rechtstaalbeschrijving een uitstekend uitgangsbestand in handen. JWS II biedt een voortreffelijke aanzet voor zo’n ordening van de rechtstaal in Nederland. De basering op een corpus zorgt voor een directe verbinding met de juridische context. Een eventuele wettelijke omschrijving van een term, wordt in het digitale bestand gegeven en ook worden omschrijvingen ontleend aan andere bronnen zoals toelichtingen op wetgeving, handboeken e.d. Relaties met verwante begrippen worden aangegeven en toegelicht.

Door te werken vanuit het digitale uitgangsbestand van de Nederlandse rechtstaal zoals dat in het JWS gestalte heeft gekregen, is het mogelijk een digitaal, systematisch bestand van de Nederlandse rechtstaal te onderhouden, te verbreden en te verdiepen. Dat is zeer belangrijk voor andere gelijksoortige lexicografische projecten, in het bijzonder andere juridische woordenboeken waarbij het Nederlands hetzij uitgangstaal, hetzij doeltaal is. Ook zal een dergelijk bestand grote diensten bewijzen aan de verdere ontwikkeling van het Nederlands als een van de talen van de Europese Unie. Evenzeer is het mogelijk aandacht te besteden aan het juridisch Nederlands in andere jurisdicties, zoals de Belgische en Surinaamse. Niet de unificatie van de rechtstaal is dan een doel. Dat zou gezien de systeemgebondenheid van juridische terminologie de eenmaking van het recht in deze landen impliceren. Een haalbare doelstelling is wel het zeer zorgvuldig in beeld brengen van de overeenkomsten en verschillen van de rechtstaal in deze landen en de resultaten daarvan digitaal beschikbaar stellen. De spreker bepleit dan ook een permanente, geoormerkte subsidiëring van dit project door de Taalunie, overeenkomstig artikel 5, e) uit het Taalunieverdrag inzake de “instelling van databanken op het gebied van de terminologie”.

Vanuit de rechtspraktijk
In zijn lezing “Een blik vanuit de Nederlandstalige rechtspraktijk” ging Frank Judo (advocaat; voorzitter van de Vlaamse juristenvereniging) als vierde spreker in op het gegeven dat recht en taal onlosmakelijk verbonden zijn. Historisch interessant is de benaming “taelman” ter aanduiding van de advocaat die als beroepsbeoefenaar met taal bezig is. Vooral echter blijken de referenten in het recht talig en zijn deze niet in de praktijk toonbaar om bijvoorbeeld onderwijs te veraanschouwelijken. Heeft men dus alle redenen om zorgvuldig met rechtstaal om te gaan, dan blijkt in de praktijk vaak het tegendeel, zoals de spreker illustreerde met een recent artikel uit de niet-gespecialiseerde pers waar begrippen als schadevergoeding en dwangsom werden verward. Taal in het recht heeft bovendien een prescriptief karakter. Volgens de interpretatiemethode in het recht van de spraakgebruikelijke betekenis wordt die normatieve rol vervuld door woordenboeken die als dé standaardomschrijving worden geciteerd van de spraakgebruikelijke betekenis van woorden en dus van de betekenis die behoudens tegenbericht aan termen en ook aan juridische termen moet worden gegeven. Ook een ontwikkeling als de ont-nationalisering van het recht is te beschouwen in dit verband van recht en taal. Zo zou in het kader van het Europese recht de verwachting kunnen ontstaan dat het Europese recht bijdraagt tot het naar elkaar groeien van de rechtstaal in Nederland en België, vermits er slechts één Nederlandse taalversie is van Europees-rechtelijke teksten. Dit is echter niet het geval. Illustratief is het aanbestedingsrecht dat geregeld wordt door de ‘Richtlijn inzake overheidsopdrachten’. Die richtlijn wordt in nationaal recht omgezet door de wet Overheidsopdrachten in België en door de Aanbestedingswet in Nederland. Wat een aanbesteding is in Nederland, is een overheidsopdracht in België. Alleen noemt iedereen die bezig is met overheidsopdrachten in België die overheidsopdrachten aanbestedingen en gebruikt dus de term die in Nederland naar nationaal recht gebruikelijk is en niet de term die naar unierecht gebruikelijk is. Verruimt men de blik, dan wordt duidelijk dat het niet samenvallen van rechtstalen en rechtsstelsels tot de meest uiteenlopende situaties leidt:



Rechtsvergelijking en rechtstaalvergelijking kunnen hier de oplossing bieden om het eigen rechtsstelsel beter te laten functioneren en een zo groot mogelijke eenduidigheid na te streven. Het is dan ook nodig dat geïnvesteerd wordt in het engagement dat artikel 4, c) van het Taalunieverdrag omschrijft als ‘het gemeenschappelijk bepalen van een gelijke terminologie ten behoeve van wetgeving en officiële publikaties’. De redacteuren van JWS II hebben een methodologie aangebracht die inderdaad kan worden gebruikt ook naar andere rechtsstelsels binnen het Spaanse taalgebied en binnen het Nederlandse taalgebied. De combinatie van verschillende rechtsstelsels zoals het Nederlandse, Belgische en Surinaamse binnen een taalgebied, maakt het voor het wederzijdse verstaan noodzakelijk om de overeenkomsten en verschillen te inventariseren en zo wellicht ooit een Nederlands-Nederlands “vertalend” woordenboek van de juridische taal op te stellen. De Nederlandse en Vlaamse overheid hebben daarin eveneens een directe verantwoordelijkheid. Een rechtsstaat zorgt er immers voor dat het recht begrepen kan worden.

Tendensen
In de laatste presentatie (Keuzevrijheid of normdwang. Voorstelling Juridisch Woordenboek Nederlands-Spaans) maakte Karl Hendrickx (hoofddocent rechtstaalbeheersing Universiteit Antwerpen) een balans op door recente tendensen in de algemene taal en ontwikkelingen op het vlak van rechtstaal in samenhang te beschouwen. In de algemene taal voltrekt zich momenteel een evolutie waarbij er minder aandacht is voor normen en de aanvaarding van variatie toeneemt. Illustratief in Vlaanderen is de acceptatie van tussentaal in programma’s van de VRT-omroep maar ook woordenboeken en grammatica’s vertolken in hun begeleidende teksten meer flexibele standpunten tegenover taalvariatie, die contrasteren met vroegere normatieve strengheid. De tendens ligt in de lijn die Joop van der Horst schetste in zijn boek Het einde van de standaardtaal (2008). Weliswaar verschilt uit de aard van de zaak de situatie bij de rechtstaal maar mogelijke wisselwerking verdient nader onderzoek. In de rechtstaal heeft de keuze voor bepaalde termen beslist een normatieve dimensie. Dat ‘une action’ in het Frans naast ‘actie’ ook een ‘aandeel in een vennootschap’ of een ‘vordering van het openbaar ministerie’ kan betekenen, zijn toch wel heel uiteenlopende, niet te verwarren betekenissen. De aandacht voor precisie, voor de eenheid van terminologie en consequentie in terminologie is in de rechtstaal zo cruciaal. Bij de verschillen tussen de rechtsstelsels van Nederland en België hoeft men zich niet zonder meer neer te leggen. Voorbeelden leveren  de twee commissies die prof. E. Van Dievoet (KULeuven) voorzat in de jaren ’20 en in 1954 (Wetboekencommissie) om de Belgische wetboeken van het Frans naar het Nederlands te vertalen.

Van Dievoet geldt als een van de grondleggers van de officiële Nederlandse rechtstaal in België en zette zich van in de jaren ’20 af tegen de neiging die toen in Vlaanderen wel bestond, om een eigen particuliere rechtstaal te ontwikkelen die alleen voor Vlaanderen zou gelden. Van Dievoet koos voor de Noord-Nederlandse norm. ‘Contrat’ werd niet zomaar vertaald door het nochtans sterk gelijkende ‘contract’ maar de keuze viel op ‘overeenkomst’ omdat Nederland ‘overeenkomst’ gebruikt. In het verslag bij de eerste, rechtskrachtige Nederlandse vertaling van de Belgische grondwet in 1967 benadrukte de commissie als belangrijkste principe de eenheid in het taalgebied en in de terminologie. In de jaren ’30 richtte Van Dievoet al een gemengde commissie op, de Nederlands-Belgische commissie van 1938, met vooral Nederlandse juristen en dan vooral prof. E. M. Meijers uit Leiden, om die eenheid van de terminologie zo nauwgezet mogelijk uit te werken. Ze vormde de basis voor de Wetboekencommissie van 1954.

Uit de werkzaamheden van deze commissie kwam ook het Juridische woordenboek van Moors voort, nog steeds een referentie voor de juridische vertaling Frans-Nederlands. Het is niet zo uitgebreid qua methodologie als het JWS II met zijn rechtsvergelijkende methode maar het geeft een soortgelijke aanzet met zijn vermelding van bronnen en wetsartikelen. Het toont toch wel aan dat we niet zo pessimistisch moeten zijn in het streven naar een zo uniform mogelijke terminologie en dat we zeker moeten investeren in het Belgische luik van de databank. Soms nam de Wetboekencommissie van 1954 de Noord-Nederlandse term over (bijvoorbeeld ‘maatschappelijk werker’ in plaats van ‘sociaal assistent’ voor ‘assistent social’). Soms was er geen equivalent en moest men afwijken door het verschil in rechtsstelsels. In een ander geval werd een compromis bereikt zoals bij de nieuwvorming ‘onbekwaamverklaring‘ van de Nederlander Meijers ter vervanging van het voor Vlaanderen te Frans klinkende ‘curatele’.

Niet bevorderlijk voor de terminologische eenheid is dat bij de huidige modernisering van het Belgische burgerlijk wetboek er geen rechtsvergelijkende commissie is zoals de Wetboekencommissie van 1954 en soms sluipen ook inconsistenties in de wetteksten. Het belang van rechtsvergelijkend terminologisch onderzoek blijft evenwel essentieel.
 

Nieuws

 

EKIN / BERREKIN-project

Om domeinwinst te realiseren is een combinatie van innovatie, praktische inzetbaarheid en economisch potentieel een prima ingrediëntenmix. Dat inzicht is goed begrepen door het consortium van Baskische bedrijven en onderzoeksinstellingen dat is opgericht om, samen met de terminologie-instantie UZEI, aanvankelijk het EKIN-project en nu de vervolgfase met het BERREKIN-project uit te werken. Eerstgenoemd project liep van maart 2020 tot december 2021 en de looptijd van het tweede eindigt in 2024. Doel is het ontwikkelen en implementeren van interactiemechanismen tussen mens en industriële machines door middel van een conversatie-assistent die interactieve toegang biedt tot informatie in technische handleidingen door geavanceerde vraag-antwoordtechnieken en dialoogsystemen. De projecten begeven zich daarmee op het vlak van de kunstmatige intelligentie.

Vergelijkbare voorbeelden van deze rol van stem en natuurlijke taal in interfaces zijn Siri van Apple, Cortana van Microsoft en Alexa van Amazon. Bij industriële fabricage zijn toepassingen in onder meer onderhouds- en assemblagetaken mogelijk. De voordelen van de stemgebaseerde communicatie met machines in deze sector is dat ze handsfree is, waardoor bedieners van machines hun manuele handelingen ongestoord kunnen verrichten en ze niet langer worden gehinderd bij het zoeken van gedrukte of digitale informatie in technische handleidingen. Uitdagingen zijn de complexiteit van de technische kennis in documenten en verder de ontwikkeling van de nodige terminologie in de eigen taal. Toegenomen rekenkracht en vooruitgang in de ontwikkeling van neurale modellen dragen bij aan de toepassing van spraakherkenningstechnieken voor interactie tussen mens en machine in de industrie. Hoewel verschillende Baskische technische woordenboeken al beschikbaar zijn in de Euskaltermdatabank, moeten tevens stappen worden ondernomen om door terminologie en een corpus van uitdrukkingen het Baskisch meer te integreren in het fabricageproces.

Het BERREKIN-project beoogt deze technologie verder te implementeren. Interactiesystemen die zijn afgeleid van bestaande technische documentatie hebben als beperking dat ze statisch zijn en ook de uitgebreide kennis van de bedieners van de machines die niet voorkomt in handleidingen e.d. buiten beschouwing laten. Een hoofddoel is daarom deze beperking te ondervangen en evoluerende conversatiesystemen mogelijk te maken die aanpasbaar zijn aan specifieke fabrieksbehoeften en die geschikt zijn voor de opslag en overdracht van kennis van degenen die de machines bedienen.

Meer informatie over EKIN vindt u hier en op deze website. BERREKIN wordt hier nader toegelicht.

Het EKIN/BERREKIN-project was tevens het onderwerp van een presentatie van Begoña Arrate (UZEI) op het congres van de European Association for Terminology van 16 en 17 november laatstleden.

Herein European Heritage Network

Wanneer men in het terminologische veld de kennisdomeinen overschouwt die traditioneel veel belangstelling krijgen, dan scoren de medische, juridische, economische en technische vakgebieden doorgaans bijzonder hoog. Zijn deze vaak beeldbepalend, dan kan het tegengewicht bieden om niet uit het oog te verliezen dat de terminologisch minder bestudeerde terreinen vaak evenzeer een aanzienlijk technische taal gebruiken rijk aan termen. Een voorbeeld daarvan levert het European Heritage Network dat kadert binnen de activiteiten van de Raad van Europa. De Raad van Europa heeft Straatsburg als thuisbasis en is niet te verwarren met de Europese Raad en de Raad van de Europese Unie die beide EU-instellingen zijn. De Raad van Europa werd na de tweede wereldoorlog opgericht om de gedeelde Europese waarden op het gebied van mensenrechten, rechtsstaat en democratie te beschermen. Daarbij hoort ook aandacht voor de Europese cultuur en diversiteit die Europa hebben gevormd. Waar terminologie voor de documenten van de Raad van Europa vaak beperkt blijft tot de werktalen Engels en Frans, worden specifiek voor cultureel erfgoed een meertalig glossarium en een thesaurus ontwikkeld gerelateerd aan de verdragen van de Raad. Ook het Nederlands heeft daarin een plaats. Nederlandstalige termen zijn verder opgenomen in het aparte, meertalige glossarium gewijd aan historische tuinen. De doelstelling die de website formuleert is op zich niet anders dan wat de terminologieën van de intensiever bestudeerde vakgebieden beogen: ‘a better understanding of concepts, broadening or refining one's knowledge of the subject through the interplay of hierarchical and relational links between terms’. Parallel met vakgebieden die meer op de voorgrond staan, kan termmateriaal, zoals over cultureel erfgoed, een interessant onderzoeksveld bieden voor terminologiewerkzaamheden die gediversifieerd zijn naar gebruikersgroepen, variërend van meer technische communicatie tussen vakspecialisten tot, in dit geval, vertaling voor toeristenbrochures.

In termen van taal

Naar aanleiding van het bereiken van het emeritaat aan de KULeuven (28 september 2023) werd aan prof. dr. F. Steurs (directeur van het Instituut voor de Nederlandse Taal) een liber amicorum aangeboden onder de titel ‘In termen van taal’. De bijdragen in de bundel liggen op het vlak van de taalkunde, en dan vooral van de toegepaste taalkunde, het terrein waarop haar wetenschappelijke werkzaamheden zich in het bijzonder hebben gericht. Verschillende artikelen hebben specifiek een terminologische invalshoek of zijn er inhoudelijk duidelijk aan gerelateerd. We noteren:

  • Joost Buysschaert, Terminologie onderwijzen, 61-68.
  • Katrien Depuydt en Jesse de Does, Heden en verleden in een infrastructuur van medische termen – een verkenning, 82-95.
  • Dirk Kinable, Lexicografische definities en hun terminologische raakvlak volgens ISO 704, 178-187.
  • Kris Van de Poel, Lexicale bouwblokken voor een (h)echte medische communicatie, 245-257.
  • Gijsbert Rutten en Brenda Assendelft, Termen en leenwoorden in de geschiedenis van het Nederlands, 267-274.
  • Susanna Valdez, More than terminology – Medical translation training, 335-343.

De bundel (ISBN: 9789463192675) verscheen bij uitgeverij Scriptum onder redactie van Piet van Sterkenburg, Roland de Bonth en Kris Heylen.

LES VARIATIONS TERMINOLOGIQUES ET TRADUCTOLOGIQUES DANS LE DOMAINE JURIDIQUE

De organisatoren van het congres wijzen erop dat de complexiteit van juridisch vertalen nauw samenhangt met het feit dat recht verbonden is met een natie en niet met een taal, met uitzondering van het internationale recht. Dit leidt voor de verhouding van brontaal en doeltaal tot relevante taalkundige variatie, een verschijnsel dat zeer vertrouwd is in sociolinguïstische studies maar in de terminologie en juridische vertaalwetenschap nog recenter wordt bestudeerd. Het verschijnsel doet zich in talloze vormen voor: eenzelfde term voor meer begrippen in verschillende juridische culturen, eenzelfde begrip uitgedrukt met verschillende termen in verschillende juridische culturen, eenzelfde term voor verschillende begrippen in dezelfde taal, eenzelfde begrip uitgedrukt door verschillende termen afhankelijk van de historische tijd, verschillende begrippen met een gemeenschappelijke kern uitgedrukt door verschillende termen in eenzelfde taal, en tenslotte verschillende begrippen met een gemeenschappelijke kern uitgedrukt door eenzelfde term in dezelfde taal. Er is dan ook alle reden voor om aan dit onderwerp een congres te besteden in Nancy (Université de Lorraine) op 11 en 12 april 2024.

Tools en bronnen

 

FAIRterm

Het huidige tijdsgewricht wordt wel vaker getypeerd als een informatietijdperk. Een van de domeinen waarin zich de behoefte aan grote en toegankelijke hoeveelheden data manifesteert is dat van onderzoek en wetenschappelijke kennis. Waar menselijke gebruikers doorgaans een goede intuïtie hebben van de betekenis en bedoelingen van digitale dataverzamelingen, is echter hun vermogen doorgaans beperkt om de gegevens te verwerken met de gewenste snelheid en schaalgrootte. Steeds meer doet men hiervoor beroep op computerondersteuning en wordt het in toenemende mate noodzakelijk dat machines naast mensen in staat zijn om gegevens te vinden en te (her)gebruiken. Om dit te realiseren werden de FAIR-principes geformuleerd die, verbonden met concrete, praktische criteria, ervoor moeten zorgen dat de wetenschappelijke wereld de beschikking krijgt over vindbare, toegankelijke, interoperabele en herbruikbare gegevens (Findable, Accessible, Interoperable, Reusable).

Aan deze principes ontleent ook het terminologische hulpmiddel FAIRterm zijn naam. Het is ontworpen om te voorzien in een model voor optimale en efficiënte organisatie van deelbare terminologische data, dit op basis van de gangbare ISO-normen voor terminologiebeheer: ISO 16642 : 2017 voor het structurele metamodel, ISO 12620 : 2019 voor de datacategorieën en ISO 30042 : 2019 voor het TBX-uitwisselingsformaat van de gegevens.

TermCoord ondersteunt FAIRterm in het kader van het project Terminology without Borders en heeft daarbij een aantal doelen voor ogen, waaronder consistentie in de meertalige termbeschrijvingen, harmonisering in de workflow van de samenwerkende partijen en de realisering van een open, participatieve onderzoekspraktijk.

De tool is gratis en inloggegevens kunnen hier worden aangevraagd. Na ontvangst hiervan kunt u hier inloggen. Een handleiding voor FAIRterm is beschikbaar in deze powerpointpresentatie.

Termennetwerk

Hoewel termen een zeer specifiek segment van het lexicon betreffen, is hun bereik aanzienlijk. Niet alleen is de hoeveelheid domeinen waarin ze tot stand komen schier onuitputtelijk, de terminologiestandaard ISO 704 onderscheidt naast algemene concepten die verwijzen naar een potentieel ongelimiteerd aantal objecten dat op grond van gedeelde eigenschappen een groep vormt, ook naar individuele concepten die corresponderen met een uniek object en die door een eigennaam (of symbool) worden aangeduid (ISO 704:2022(E), 5.3). Het werkgebied van de terminologie omvat daardoor naast soortnamen ook eigennamen.

Waar ISO 704 ‘termen’ in engere zin opvat als aanduidingen voor algemene concepten (ISO 704:2022(E), 7.3.1), kiest het Netwerk Digitaal Erfgoed in de naam ‘Termennetwerk’ voor een brede interpretatie van het eerste begrip die het terminologische onderscheid tussen algemene en individuele concepten hierboven overkoepelt. Deze zoekmachine helpt gebruikers om digitaal erfgoed zo goed mogelijk te vinden, bijvoorbeeld over werken van een bepaalde kunstenaar, ongeacht welke erfgoedorganisaties deze informatie beheren. Op deze wijze is het mogelijk om bijvoorbeeld ‘Rembrandt’ in RKDartists of ‘Rembrandt Harmensz. van Rijn’ in de Nederlandse Thesaurus van Auteursnamen te vinden.

Om dat mogelijk te maken is het nodig dat het toekennen van termen (in genoemde brede zin) aan zeker erfgoed van een instantie, deel uitmaakt uit van de collectieregistratie. Vanuit het collectiebeheersysteem moet men kunnen zoeken in terminologiebronnen. Daarom is het Termennetwerk koppelbaar. Dit betekent dat de leverancier van een collectiebeheersysteem een technische verbinding met het Termennetwerk kan maken: als men zoekt naar een term, wordt de zoekvraag automatisch doorgezet naar het Termennetwerk. Het Termennetwerk zoekt vervolgens naar passende termen en geeft die terug aan het collectiebeheersysteem. In het systeem krijgt men de gevonden termen daarna te zien.

Agenda


Hieronder vindt u een korte aankondiging van evenementen. Meer informatie vindt u op de website van het Instituut voor de Nederlandse Taal.
  • 11 - 12 april 2024, Nancy (Frankrijk): Variations terminologiques et traductologiques dans le domaine juridique
  • 29 mei 2024, Thessaloniki (Griekenland): studiedag ‘La didactique de la terminologie dans l’espace universitaire francophone’
  • 27 - 28 juni 2024, Granada (Spanje): Multilingual Digital Terminology Today
Redactie: Dirk Kinable
Twitter Twitter
Facebook Facebook
Instagram Instagram
LinkedIn LinkedIn
Website Website
© 2023 Instituut voor de Nederlandse Taal, alle rechten voorbehouden.
U ontvangt dit bericht omdat u zich heeft ingeschreven voor een van de nieuwsbrieven (Algemeen en/of Terminologie) van het Instituut voor de Nederlandse Taal.

onze contactgegevens:
Instituut voor de Nederlandse Taal
Rapenburg 61
NL-2311 GJ Leiden

voeg ons toe aan uw adresboek


inschrijving of gebruikersprofiel bijwerken of afmelden voor alle nieuwsbrieven