Inleiding In deze beschikking oordeelt de rechtbank over de reikwijdte van art. 6:165 BW. Feiten Verzoekster in deze zaak organiseerde een feestje aan huis in verband met de 60e verjaardag van haar echtgenoot. Verweerder was uitgenodigd. Hij was nog herstellende van een letsel aan zijn achillespees. Het gips was een paar dagen voor het feest verwijderd en hij was nog slecht ter been. Hij droeg leren muilen. Toen het feest zich naar binnen verplaatste, struikelde hij in de deuropening van de bijkeuken bij een afstapje. Hij schrok, verloor zijn evenwicht en maakte toen al hinkend vaart. Vier meter verder viel hij tegen verzoekster aan. Zelf verklaarde hij dat hij zijn gewonde voet had willen ontzien, volgens een getuige door ‘te pakken wat hij pakken kon’, en dat hij - achteraf gezien - beter had kunnen vallen. Verzoekster verdedigde dat de handeling van de man was verricht onder invloed van zijn lichamelijke tekortkoming en dat mitsdien de aansprakelijkheid vaststond, o.g.v. art. 6:165 BW. Verweerder en diens verzekeraar gaven daartegenover aan dat het feit dat er volgens dit artikel geen beletsel voor toerekening is, nog niet betekent dat er aansprakelijkheid is. Er zou moeten worden geabstraheerd van de handicap. Overwegingen De rechtbank stelt allereerst vast dat de gedragingen zijn verricht onder invloed van de lichamelijke beperking. Hoewel de man mogelijk in een reflex handelde, werd die reflex volgens de rechtbank ingegeven door zijn blessure. Zonder blessure was hij waarschijnlijk niet geschrokken en had hij geen vaart gemaakt en een afstand van vier meter afgelegd waarin hij probeerde houvast te vinden. Ten aanzien van de interpretatie van art. 6:165 BW gaat de rechtbank vervolgens mee met het standpunt van de vrouw. Het gegeven dat de gedragingen van de man onder invloed van zijn tekortkoming zijn verricht, betekent volgens de rechtbank dat de gedraging als een onrechtmatige daad aan de man moet worden toegerekend. Anders dan was verdedigd, heeft de bepaling niet alleen betrekking op de toerekening, maar ook op de onrechtmatigheid van de gedraging. De rechtbank wijst in dit verband op de parlementaire geschiedenis, waarin is aangegeven dat bij de toepassing van de regeling ook moet worden gedacht aan de situatie dat de tekortkoming de onrechtmatigheid van de gedraging zelf wegneemt. Als voorbeeld werd daarbij genoemd een persoon die door zijn tekortkoming midden op straat bewusteloos raakt en daardoor een ongeval tussen anderen veroorzaakt. Uitspraak De rechtbank bepaalt dat de man onrechtmatig heeft gehandeld. |