Lieve lezer, Zo ging ons leventje door en we mochten dit niet en dat niet. Mijn vriendin zei tegen me: ‘Ik durf niets meer te doen, want ik ben bang dat het niet mag.’ Het benauwt me ook meer dan ik zeggen kan, dat we nooit naar buiten mogen… Dit zijn niet mijn woorden, maar die van Anne Frank op 19 juni 1942 in het Achterhuis. Maar Anne maakt deze zin af met ‘en ik ben erg bang, dat we ontdekt worden en dan de kogel krijgen’. En dat brengt me bij een overeenkomst en een verschil. In maart besloot ik Het Achterhuis te lezen voor een beetje hoop, herkenning en vooral relativering in onze lockdownsituatie. Dat klinkt misschien dramatisch, een oorlogsboek erbij pakken. Maar Het Achterhuis is behalve een oorlogsboek ook een boek over opgroeien, een document van een verloren generatie. Geen enkele generatie heeft sindsdien zulke beperkingen meegemaakt als wij nu. Geen kind kon niet naar het zwembad. Geen examenklas studeerde af zonder handdruk of feest. Geen student mocht niet zoenen met wie hij/zij maar wilde. Geen dertiger werd gedwongen huisvrouw (of -man), enzovoort. De gelijkenissen tussen lockdown-lifestyle en leven in het Achterhuis zijn treffend. Ook Anne en haar huisgenoten zitten natuurlijk de hele dag thuis (Mijn achterste was, na drie dagen aan één-stuk-door plat gedrukt te zijn, helemaal stijf en pijnlijk.). Ze doen aan thuisonderwijs: ook Anne moet stil zijn terwijl de mensen beneden werken (‘Je kunt je niet indenken hoe moeilijk dat juffrouw Kwek-kwek-kwek gevallen is.’). Zelfs een kat die roet in het eten gooit, ontbreekt niet (‘Mouschi was om nog een beetje kattebakachtig gemak te ondervinden op een beetje zaagsel gaan zitten. De plas liep door het plafond ongelukkigerwijs precies in en naast de aardappelton.’) Ook Anne valt ten prooi aan verveling (Ik wist vroeger nooit, dat buren zulke interessante mensen kunnen zijn, althans de onze.). En soms aan wanhoop (’s Avonds in bed, (...) kom ik zo in de war door de grote massa van beschuldigingen, dat ik óf ga lachen, óf huilen, al naar mijn innerlijke stemming.) Het verschil tussen ons en Anne is, dat er voor Anne geen vaccin was tegen het kwaad dat toen om zich heen sloeg. Voor haar was er geen versoepeling, geen einddatum van de beperkingen, geen actiegroep waar ze zich bij aan kon sluiten. Thuisblijven was levens redden, niet alleen van anderen, maar vooral dat van haarzelf. We kennen het einde van haar verhaal. Annes optimisme, humor en veerkracht zijn ondanks alles ongekend. Lieve lezer, als je bang bent, ziek, boos, somber, je vrienden uit het oog verliest, vreest dat de rijken rijker worden en de armen armer, wanhoopt dat je niemand zal ontmoeten, baalt dat je geen geld hebt, dat je alleen blijft, dan adviseer ik graag met Anne mee: ‘Velen verlangen in gevangenissen of ziekenhuizen naar de dag, dat ze weer vrij van de natuur kunnen genieten, maar weinigen zijn met hun verlangen zo afgesloten en geïsoleerd van datgene wat voor arm en rijk hetzelfde is. Het is geen verbeelding dat het zien van de hemel, de wolken, de maan en de sterren mij rustig en afwachtend maakt. Dit middel is veel beter dan valeriaan of broom, de natuur maakt mij deemoedig en gereed om alle slagen dapper op te vangen.’ Fijne kerstdagen en op naar betere tijden, Marthe van Bronkhorst Columnist |