Lieve lezer, Daarstraks heb ik voor het eerst in mijn leven een paard opgetuigd. Eigenlijk heeft mijn oudste dochter (zes jaar) het meeste werk gedaan en heb ik vooral toegekeken. Het middelbare leven is: ontdekken dat het woord ‘roskam’ niet alleen verwijst naar een filmregisseur en een café in Brussel, maar ook naar een soort plastic borstel waarmee je cirkels moet wrijven over de flanken van het paard (nee, de pony, papa!). Ik zie het verschil tussen paarden en pony’s nog niet, maar dat maakt onderdeel uit van het leerproces. Het middelbare leven zit niemand als gegoten, daar moet je in groeien zoals een kind in een winterjas. De paarden zijn in gelijke mate aanwezig en afwezig; het hele circus draait rond hen en toch lijken ze deel uit te maken van het decor. Hetzelfde kan worden gezegd van de tienermeisjes die in de manege rondhangen. In een hoek van de piste (dat is een grote hangar waar kinderen op paarden oneindigheidstekens trekken door het zand) zit een meisje met rijlaarzen aan een boek te lezen in een stoel. In de stallen staan enkele tieners paardenpoep in een kruiwagen te scheppen. ’s Nachts schrik ik wakker, badend in het zweet, beseffend dat mijn oudste binnen vier jaar ook een tienermeisje zal zijn. Het opvoeden van een tiener is de ultieme proef van het middelbare leven. Dan begin ik als een gek te googelen: of je eerst de harde of de zachte borstel moet gebruiken, wat een zwilwrat nu weer is, hoe ik een goede vader moet zijn. Na afloop van de proefles was de juf gedecideerd. Het paardrijden laat ik beter aan mijn dochter over. Hartelijke groet, Nelson Morus Redacteur Fictie |