1. HIJ – EERDER Ik zoom in. De tuin wordt groter tot de contouren van de perken vorm krijgen. Ondanks het onscherpe beeld herken ik de houten loungebank. Kaal. De kussens liggen in het schuurtje. Denk ik. Ik heb ze er misschien zelf wel in gelegd. In de hoek, naast de buitenkraan, zie ik een blauwe vlek. De gieter. De wilde kastanje is zijn bladeren verloren, waardoor de tuin er troosteloos uitziet. Grijs en grauw. Maar binnen is het behaaglijk warm. Dat weet ik zeker. Ik verander van focus en klik de satellietbeelden weg. Google Street View opent. Nu is het alsof ik midden op straat sta. Voor het huis. Ik draai een rondje om mijn as en wandel de hoek om, naar het speeltuintje tussen de bomen. Het knikkerputje is er nog. De kinderen van de hoek zaten hier uren achtereen op hun knieën. Ik zie de metalen glijbaan en de schommel, die op de stang in plaats van naar beneden hangt. Daar is de wip, waarop ik ooit zat, met haar. Ik probeerde haar te lanceren, maar kwam uiteindelijk zo hard op mijn ballen terecht dat ik zweer dat het vonkte. Ze lachte haar prachtige, warme lach. Onze vriendschap was echt, diep. De foto’s op Google zijn een paar jaar oud. Een jaar geleden zijn alle speeltoestellen weggehaald. Als ik nu door de wijk wandel, staan er hippe bouwsels van hout en gerecycled plastic. Met een vloer van rubberen tegels. Ik beweeg mijn muis en wandel een blokje om. Ik ken elke voortuin op de route, iedere stoeptegel die scheef ligt, elk platgetrapt stukje kauwgom. De wijk is me zo vertrouwd. Ik beweeg me over het woonerf, alsof ik door het verleden wandel. Ik herken auto’s en de kat van een paar huizen verderop. Die boom. Inderdaad, daar stond hij vroeger, ik was het even vergeten. Deze boom is vorig jaar omgewaaid tijdens een voorjaarsstorm. Op de stoep staat een man met zijn karamelkleurige terriër. Het is net alsof ik hem kan aanraken. Ook al ziet hij mij natuurlijk niet. Het is virtueel. Dat vergeet ik soms. Het gezicht van de buur is geblurd, alsof hij een misdadiger is. Meneer Borst. Wat hadden we thuis om zijn naam gelachen, toen hij zich aan de deur kwam voorstellen. Zijn hond, Repelsteeltje, is wel herkenbaar in beeld. Tepelsteeltje. Uiteraard. Ik sta weer voor het huis. De verf bladdert aan de zonkant. Er moet worden geschilderd. Als ik langs de gevel omhoogkijk, zie ik het raam van de badkamer op een kier staan. Iemand heeft net gedoucht. Misschien ikzelf wel. Waarschijnlijk is het weekend. Ik zit op de bank en kijk naar Discovery Channel. Air Crash Investigation is mijn favoriete serie, alle series over vliegtuigen eigenlijk. Daar zijn er veel van. Op tafel ligt een zak chips. Zeker weten. Misschien is mijn haar nog nat van de wasbeurt na het sporten. Ik heb een trainingsbroek aan. Op de achtergrond telefoneert iemand. Er wordt gelachen. Ik weet dat het niet echt is, dat ik de scènes in mijn hoofd herhaal, naspeel, herbeleef. Net als op tv. Maar ik genoot zo van de reuring in huis. Zo voelt het om gelukkig te zijn. Soms vergeet ik het, maar als ik hier sta, virtueel, midden op straat, kijkend naar ons huis, dan weet ik het weer. De foto’s van Google Maps laten me de wereld zien van drie jaar geleden, toen alles nog goed was. Ik waan me terug in de tijd. Als een tijdreiziger. Mijn mondhoeken kruipen omhoog. Zoals je in het heelal sterren kunt zien die al miljoenen jaren geleden zijn uitgedoofd, zo zie ik hier de wijk waarin ik ooit woonde. Ik zie het jaar waarnaar ik terugverlang. Alles is nu anders. En dat is de schuld van Joy. Fragment uit Onder water Bestel nu online of bij de boekhandel en lees snel verder |